ECLI:NL:RBZWB:2023:5904
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het dagloon voor WIA-uitkering en de referteperiode
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn dagloon voor de WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. V.A.M. Vos, heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat het door het UWV vastgestelde dagloon van € 17,73 te laag is, vooral in vergelijking met eerdere uitkeringen die hij ontving. Eiser stelt dat zijn inkomen in de referteperiode, die loopt van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2019, onterecht is vastgesteld, omdat hij door persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn moeder na een verkeersongeval, minder inkomsten heeft kunnen genereren.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser zorgvuldig overwogen, maar concludeert dat het UWV het dagloon correct heeft berekend op basis van de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank wijst erop dat de Wet WIA dwingendrechtelijk is en dat er geen ruimte is voor afwijkingen van de vastgestelde regels, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die niet door de wetgever zijn verdisconteerd. Eiser heeft geen dergelijke omstandigheden kunnen aantonen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een hogere uitkering en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.