ECLI:NL:RBZWB:2023:5903

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4166
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en alcoholmisbruik: beoordeling door de rechtbank

In deze zaak heeft eiser op 5 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het CBR, die inging op 31 mei 2022. De voorzieningenrechter had eerder de ongeldigverklaring geschorst, maar het CBR verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft een psychiater ingeschakeld om te onderzoeken of er bij eiser sprake is van alcoholmisbruik. Eiser was op 9 december 2021 aangehouden met een alcoholpromillage van 2,013, wat leidde tot de conclusie dat hij niet geschikt was om te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychiater onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de diagnose alcoholmisbruik, en dat de conclusies in het verslag van Bureau Rijbewijskeuringen gebreken vertoonden. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het CBR ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de eisen voor rijgeschiktheid. Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het CBR is veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4166

uitspraak van de rechtbank van 22 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,

gemachtigde: mr. G.J.P.M. Mooren,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR), verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft op 5 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR van 24 mei 2022 waarbij zijn rijbewijs met ingang van 31 mei 2022 ongeldig is verklaard.
Het CBR heeft bij besluit van 23 augustus 2022 (bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 augustus 2022 op zitting behandeld en op 5 september 2022 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft - kort samengevat - besloten de ongeldigverklaring van het rijbewijs te schorsen en het CBR te gelasten binnen twee weken het rijbewijs aan eiser terug te geven.
3. In de beroepsprocedure heeft de voorzieningenrechter in het kader van het vooronderzoek een psychiater als deskundige ingeschakeld om te onderzoeken of er bij eiser sprake is van alcoholmisbruik.
Deskundige [psychiater], heeft op 20 december 2022 gerapporteerd.
Op 16 januari 2023 heeft eiser gereageerd op dit rapport. Op 24 februari 2023 heeft het CBR gereageerd.
Eiser heeft verklaard geen behoefte te hebben aan een zitting. Het CBR heeft desgevraagd niet aangegeven mondeling op een zitting te willen worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens op 7 augustus 2023 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
4. Op 9 december 2021 heeft eiser een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Eiser is staande gehouden en bij hem is een ademonderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek een alcoholgehalte van 875 ug/l.
De politierechter heeft eiser op 11 april 2022 veroordeeld voor het rijden onder invloed. Aan eiser is een onvoorwaardelijke geldboete van € 1000,- opgelegd en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) van 24 maanden met een proeftijd van twee jaar.
5. Op 25 april 2022 hebben een arts en een psychiater van Bureau Rijbewijskeuringen een verslag van bevindingen aan het CBR toegezonden. De conclusie van het verslag is dat ten aanzien van eiser de diagnose alcoholmisbruik kan worden gesteld.
Bij besluit van 24 mei 2022 heeft het CBR vervolgens besloten dat eiser niet geschikt is om auto te rijden. Het CBR heeft daarom het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf
31 mei 2022.
Het juridisch kader
6. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
7. De rechtbank stelt voorop dat het CBR moet besluiten tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, indien de uitslag van het onderzoek door de psychiater inhoudt dat bij eiser sprake is van het misbruik maken van alcohol. [1]
8. De diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ is volgens de AbRS [2] een beschrijvende diagnose waarbij alle gegevens worden gebruikt die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik, terwijl aanwijzingen dat het onwaarschijnlijk is dat bij betrokkene sprake is van met alcoholgebruik gerelateerde problemen niet aanwezig zijn. Om tot een diagnose te kunnen komen heeft de psychiater de anamnese, het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek, en het laboratoriumonderzoek als instrumenten tot zijn beschikking. De diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ kan in de praktijk niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. Reden daarvoor is dat de betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens in de keuringssituatie laag is, omdat de bestuurder in kwestie het rijbewijs doorgaans wenst te behouden. Verder is het ademalcoholgehalte steeds een momentopname. Daarom kan de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ alleen worden verkregen met de hulp van meerdere aanwijzingen die deze diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor aanwezigheid van alcoholproblemen. Deze aanwijzingen kunnen onder meer worden gevonden in de omstandigheden van de aanhouding. Daarbij valt te denken aan contextuele zaken of observaties van de verbalisanten, zoals het (relatief) ontbreken van intoxicatieverschijnselen tijdens de aanhouding, die in het proces-verbaal zijn genoteerd. Daarnaast is het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge promillages alcohol een aanwijzing voor alcoholtolerantie en daarmee voor de aanwezigheid van problemen met het gebruik van alcohol. In dat verband kan worden gedacht aan het kunnen besturen van een auto onder invloed van hoge promillages alcohol. Voorts zijn afwijkende bloedwaarden die voorkomen bij mensen met een chronisch hoge alcoholconsumptie volgens de uitspraken van de AbRS een aanwijzing voor de aanwezigheid van alcoholproblemen.
Wat staat er in het verslag van bevindingen van Bureau Rijbewijskeuringen?
9. In het verslag komen een arts en een psychiater van Bureau Rijbewijskeuringen tot de volgende bevindingen:
  • eiser had een promillage van 2,013 wat zich laat verklaren door het drinken van 19 tot 20 alcoholeenheden op de dag van aanhouding;
  • het opgegeven alcoholgebruik ten tijde van de aanhouding is daarmee niet in overeenstemming. Er is sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik;
  • er is sprake van een patroon van alcoholgebruik van 1 keer per week 2 tot 20 eenheden en 1 keer per maand 20 eenheden;
  • in de 12 maanden voorafgaand aan de aanhouding merkte eiser pas na meer dan drie eenheden het effect van de alcohol;
  • het is niet aannemelijk dat eiser één dag onder invloed gaat rijden en juist die dag wordt aangehouden. De pakkans is immers klein;
  • het alcoholgebruik is onveranderd sinds de aanhouding;
  • bij het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek zijn geen afwijkingen gevonden;
  • eiser had een normale laboratoriumuitslag.
Deze bevindingen leiden tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor een stoornis in het alcoholgebruik volgens DSM-5, maar dat wel de diagnose alcoholmisbruik kan worden gesteld.
Wat vindt de rechtbank van het verslag van bevindingen?
10. De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht vraagtekens heeft gesteld bij en kritiek heeft geformuleerd op de hiervoor opgesomde bevindingen uit het verslag.
10.1
De rechtbank stelt voorop dat uit het verslag blijkt dat bij het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek van eiser geen afwijkingen zijn gevonden. Eiser had een normale laboratoriumuitslag.
Wat was de alcoholconsumptie van eiser op 9 december 2021?
10.2
In het verslag staat dat eiser is aangehouden met een alcoholpromillage van 2,013 en dat dit zich laat verklaren door gebruik van 19 tot 20 eenheden alcohol op de dag van aanhouding. In het algemeen wordt aangenomen dat één glas alcohol gelijk staat aan (ongeveer) 0,2 promille. Gelet daarop acht de rechtbank aannemelijk dat een promillage van 2,013 – mede gelet op de afbraak van alcohol na (ongeveer) anderhalf uur – gelijk staat aan het door eiser zelf tijdens het onderzoek opgegeven aantal van 14 eenheden alcohol in 2,5 uur tijd. De rechtbank vindt het aannemelijk dat de alcoholconsumptie van eiser ten tijde van zijn aanhouding minder was dan waar de artsen vanuit zijn gegaan.
Is er sprake van onderrapportage door eiser?
10.3
Dat eiser bij zijn aanhouding tegen de politie heeft gezegd dat hij twee glazen bier en twee glazen wijn had gedronken, vindt de rechtbank onvoldoende om te spreken van onderrapportage door eiser. Bij de anamnese heeft hij immers eerlijk antwoord gegeven op de vraag naar zijn alcoholgebruik op 9 december 2021. Hij heeft ook verklaard dat hij zich bij zijn aanhouding dronken voelde en niet in staat om een auto te besturen.
Wat is het normale alcoholgebruik van eiser?
10.4
Daarnaast acht de rechtbank het door de arts genoteerde patroon van regulier alcoholgebruik van 1 keer per week 2 tot 20 eenheden alcohol en één keer per maand 20 eenheden alcohol niet aannemelijk. Dit patroon is door de arts genoteerd op grond van antwoorden die eiser heeft gegeven over zijn alcoholgebruik. Tijdens de zitting in het kader van de voorlopige voorziening heeft eiser toegelicht dat het genuanceerder ligt dan in het verslag staat opgenomen, omdat hij heeft aangegeven dat hij niet precies weet hoeveel glazen alcohol hij per week drinkt. Tijdens carnaval drinkt hij misschien wel 20 glazen alcohol, maar meestal blijft zijn alcoholgebruik beperkt tot 2 of 3 glazen alcohol aan het einde van de werkweek. Gelet daarop heeft hij verklaard dat het aantal eenheden alcohol per keer ergens tussen de 1 en 20 zal liggen. De rechtbank acht deze verklaring van eiser geloofwaardig.
Welk effect heeft het alcoholgebruik op eiser?
10.5
In het verslag is genoteerd dat eiser zou hebben aangegeven dat hij pas na drie eenheden alcohol effecten voelt. De psychiater ziet daarin een aanwijzing voor tolerantie voor de effecten van alcohol. Hierover heeft eiser ter zitting verklaard dat zijn antwoord genuanceerder ligt dan in het verslag is opgenomen, omdat hij heeft geantwoord dat hij op het ene moment al na één glas alcohol effect voelt (bijvoorbeeld na een drukke werkweek) en op andere momenten pas na drie glazen. Dat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals hoeveel (nacht)rust eiser heeft gehad en hoeveel hij heeft gegeten.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat eiser bij zijn aanhouding met dubbele tong sprak, onvast ter been was, wankelde bij het uitstappen en tegen de auto leunde om zich staande te houden. Eiser gaf geen duidelijke en verstaanbare antwoorden op de vragen van de politie en kwam moeilijk uit zijn woorden. Eiser was staande gehouden vanwege zijn opvallende rijgedrag, te weten slingeren. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser duidelijk zeer dronken was ten tijde van zijn aanhouding. De psychiater heeft niet toegelicht hoe deze omstandigheden door haar zijn meegewogen bij haar conclusie dat er sprake is bij eiser van aanwijzingen voor tolerantie voor de effecten van alcohol.
Wat is de relevantie van de pakkans?
10.6
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de keurend psychiater uit de geringe pakkans geen structureel patroon van overmatig alcoholgebruik kan afleiden, te meer omdat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij als gevolg van zijn werk in de horeca vaak op de weg is op tijdstippen waarop wordt gecontroleerd op alcoholgebruik en hij in de praktijk op zijn vaste routes ook met enige regelmaat is gecontroleerd.
Tussenconclusie
10.7
De rechtbank komt tot de conclusie dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verklaringen tijdens het onderzoek tegenover de arts onvolledig zijn samengevat en dat dit verlies van de nuances van zijn verklaringen mogelijk heeft geleid tot onjuiste conclusies door de psychiater over zijn tolerantie van alcohol en het onderrapporteren van zijn alcoholgebruik. De opmerkingen in het verslag over de pakkans en de alcoholconsumptie bij aanhouding sluiten niet goed aan bij de feitelijke situatie.
Eiser heeft voldoende concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het verslag, de begrijpelijkheid van de in het verslag gevolgde redenering en het aansluiten van de conclusies daarop. Daar komt dus bij dat er geen psychiatrische of lichamelijke afwijkingen zijn geconstateerd en dat de laboratoriumuitslag normaal was.
10.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verslag gebreken vertoont en niet zodanig concludent is dat het CBR het besluit tot ongeldigverklaring van eisers rijbewijs daarop heeft kunnen baseren.
De rechtbank heeft in het voorgaande aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige in te schakelen om te onderzoeken of er sprake is van alcoholmisbruik door eiser.
Wat staat er in het deskundigenrapport?
11.1
De deskundige [psychiater] bij Expertise Centrum MediLibra, heeft kennisgenomen van het dossier en eiser uitgebreid gesproken via beeldbellen. Daarnaast heeft eiser een aantal vragenlijsten ingevuld. [3] De deskundige geeft aan dat eiser zijn verhaal op een adequate, rationaliserende, reële, genuanceerde en geloofwaardige wijze presenteert. Volgens de deskundige blijkt uit het verhaal van eiser dat zijn drankgebruik in de jaren voorafgaand aan de aanhouding is beperkt tot niets (in de zomer) tot 1 à 2 consumpties een paar dagen per week (in de winter) en een eenmalige uitschieter van 20 consumpties bij het carnaval en dat er geen sprake is van alcoholtolerantie. Bij psychiatrisch onderzoek is geen manifeste psychopathologie gevonden. Er zijn geen aanwijzingen voor een stoornis in het gebruik van alcohol. Er zijn geen (voldoende) symptomen of waarnemingen om te concluderen dat er sprake is van met alcoholmisbruik gerelateerde problemen.
11.2
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt. De rechtbank is van oordeel dat in het rapport van de deskundige daarvan sprake is. Het rapport van de deskundige geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige beschikte over het volledige procesdossier inclusief het verslag van bevindingen van Bureau Rijbewijskeuringen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige zijn medische bevindingen voldoende gemotiveerd.
11.3
Uit de anamnese blijkt dat de deskundige eiser uitgebreid heeft gesproken. Dat het gesprek via beeldbellen plaatsvond, wil nog niet zeggen dat de deskundige niet een goede indruk heeft kunnen krijgen van eiser. Daarbij komt nog dat eiser verschillende vragenlijsten heeft ingevuld. De deskundige kon daardoor de betrouwbaarheid van de anamnese en zijn eigen waarnemingen (deels) toetsen aan de resultaten van die vragenlijsten. Overigens is de alcoholanamnese tijdens het onderzoek door Bureau Rijbewijskeuringen afgenomen door een arts en niet door de keurend psychiater zelf.
De rechtbank ziet niet in waarom een lichamelijk onderzoek nodig zou zijn, nu tussen partijen niet in geschil is dat bij het lichamelijk onderzoek van eiser door de keurend arts geen afwijkingen zijn gevonden [4] en eiser een normale laboratoriumuitslag had.
Dat de deskundige een eigen (uitgebreide) anamnese heeft afgenomen en niet is uitgegaan van de door de keurend psychiater gebruikte samenvatting van de alcoholanamnese van de keurende arts, raakt de kern van de reden waarom de rechtbank een onafhankelijke deskundige heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verklaringen tijdens het onderzoek door de keurend arts onvolledig zijn samengevat en dat dit verlies van de nuances van zijn verklaringen mogelijk heeft geleid tot onjuiste conclusies door de keurend psychiater over zijn alcoholtolerantie en het onderrapporteren.
De rechtbank vindt ook dat de deskundige voldoende heeft uitgevraagd onder welke omstandigheden eiser op 9 december 2021 tot het drinken van zoveel glazen bier is gekomen. De rechtbank verwijst naar pagina 4, onderaan, van het rapport. Eiser benoemt de stress van de zware en negatieve tijd voor de horeca tijdens de coronapandemie, de stress rond het regelen van zijn emigratie naar Curaçao en de moeizame vergadering met andere horecaondernemers met veel negativiteit vanwege de aangekondigde lockdown met kerst. Daarnaast heeft de rechtbank al eerder opgemerkt dat uit het proces-verbaal van politie blijkt dat eiser zeer dronken was ten tijde van zijn aanhouding. Dat past bij de verklaring van eiser dat hij normaliter niet zoveel drinkt. De opmerking van de keurend psychiater dat ‘onvoldoende is uitgevraagd hoe het kan dat iemand die aangeeft nauwelijks te drinken, plotseling zoveel kan drinken, nota bene in een vergadering’, is daarom naar het oordeel van de rechtbank onterecht.
Tenslotte merkt de rechtbank op dat de keurend psychiater niet inzichtelijk heeft gemaakt dat uit een berekening met gebruikmaking van de Wildmarkformule duidelijk wordt dat de door eiser opgegeven aantal glazen bier, die hij op 9 december 2021 zou hebben gedronken (ongeveer 14 eenheden), een onderrapportage is van de hoeveelheid bier die hij had gedronken. Uit het verslag van bevindingen blijkt namelijk niet welke gegevens de arts of de psychiater hebben gebruikt bij het invullen van de formule. [5] Met name het volume van de glazen en het alcoholgehalte van het bier zijn onduidelijk. Uit het verslag blijkt ook niet dat dit is nagevraagd bij eiser.
Samenvattend ziet de rechtbank in de reactie van de keurend psychiater geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid en concludentheid van het deskundigenrapport. De rechtbank volgt daarom de conclusie van de deskundige dat er geen sprake is van alcoholmisbruik bij eiser.

Conclusie

12.1
Het CBR heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van personenauto’s. Het besluit om het rijbewijs van eiser met ingang van 31 mei 2022 ongeldig te verklaren, is niet terecht.
12.2
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit van 24 mei 2022 te herroepen.
Griffierecht en proceskosten
13.1
Omdat het beroep gegrond is, dient het CBR aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
13.2
De rechtbank zal het CBR daarnaast veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.255,55 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt van het indienen van een schriftelijke reactie na het rapport van de deskundige, met een waarde per punt van
€ 837 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit van 22 mei 2022;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het CBR op het betaalde griffierecht van € 184 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het CBR in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,55.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 22 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wegenverkeerswet 1994 (Wvw)
Artikel 131, eerste lid, onder b, van de Wvw
Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Artikel 134, tweede lid, van de WvwHet CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Artikel 134, zevende lid, van de Wvw
Indien het CBR van oordeel is dat op grond van de uitslag van het onderzoek betrokkene niet als niet rijvaardig of ongeschikt moet worden beoordeeld, legt het aan betrokkene overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels een bij ministeriële regeling vast te stellen maatregel op.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling)
Artikel 2, eerste lid, van de Regeling
Een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage.
Artikel 5, onder j, van de Regeling
Een vordering tot overgifte van het rijbewijs, bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de wet geschiedt in het geval dat bij betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een adem- of bloedalcoholgehalte wordt geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰.
Artikel 6 van de Regeling
In de gevallen, bedoeld in artikel 5, schorst het CBR overeenkomstig artikel 131, tweede lid, onderdeel a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, tenzij een educatieve maatregel als bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt opgelegd of het CBR op grond van artikel 23, vierde of vijfde lid, afziet van het opleggen van een onderzoek.
Artikel 23, eerste lid, onder a, van de Regeling
Het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid, bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰.
Artikel 27 van de Regeling
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen;
niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid 2000 (Regeling eisen)
Artikel 2 van de Regeling eisen
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Bijlage
1.8
Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
8.8.1.
Regelmatig gebruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Het regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in dusdanige hoeveelheden dat het rijgedrag daardoor ongunstig wordt beïnvloed, valt mede onder het begrip misbruik van psychoactieve middelen, als bedoeld in paragraaf 8.8. Paragraaf 8.8 is daarmee ook van toepassing op personen die regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in zodanige hoeveelheden dat daardoor de rijvaardigheid ongunstig wordt beïnvloed.

Voetnoten

1.Artikel 134, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gelezen in combinatie met artikel 27 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 en artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
2.Bijvoorbeeld AbRS 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1201, overweging 10.1.
3.DSM-5 vragenlijst, Beck Depression Inventory, CAGE (alcoholgebruik) en WHODAS.
4.Uit het verslag van bevindingen blijkt dat eiser geen non-alcoholische ziekten heeft doorgemaakt die mede van invloed zouden kunnen zijn op het klinisch of biochemisch onderzoek. Eiser gebruikt geen medicijnen of drugs en rookt niet. Er was geen sprake van alcoholgeur, rode handpalmen, verwijde bloedvaatjes of trillende handen. De top-neusproef en de koorddansergang waren ongestoord.
5.De Wildmarkformule voor het berekenen van het alcoholpromillage is: (N x V x P x 8) : (R x M) - (T x B).