In deze zaak heeft eiser op 5 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het CBR, die inging op 31 mei 2022. De voorzieningenrechter had eerder de ongeldigverklaring geschorst, maar het CBR verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft een psychiater ingeschakeld om te onderzoeken of er bij eiser sprake is van alcoholmisbruik. Eiser was op 9 december 2021 aangehouden met een alcoholpromillage van 2,013, wat leidde tot de conclusie dat hij niet geschikt was om te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychiater onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de diagnose alcoholmisbruik, en dat de conclusies in het verslag van Bureau Rijbewijskeuringen gebreken vertoonden. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het CBR ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de eisen voor rijgeschiktheid. Het beroep is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het CBR is veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.