ECLI:NL:RBZWB:2023:5893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
10408079 CV EXPL 23-975 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over leveringstermijn en rechtsgeldige ontbinding van koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers en Rofra Meubelen Project B.V. over een koopovereenkomst voor een bank. De eisers hebben op 16 juni 2022 een koopovereenkomst gesloten met Rofra voor een bank ter waarde van € 5.000,00, waarbij een indicatieve leveringstermijn was afgesproken. De eisers hebben een aanbetaling van € 2.500,00 gedaan. Rofra heeft echter de levering niet tijdig kunnen uitvoeren, wat leidde tot een brief van de eisers op 19 oktober 2022 waarin zij Rofra in gebreke stelden. Rofra gaf aan dat er problemen waren met de stof en dat de levering zou vertraging oplopen. Op 21 november 2022 hebben de eisers de koopovereenkomst ontbonden en vroegen zij om terugbetaling van de aanbetaling.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden. De rechter oordeelde dat Rofra niet in verzuim was geraakt, omdat de eisers een te korte termijn hadden gesteld voor nakoming. De kantonrechter concludeerde dat de eisers niet gerechtigd waren om de overeenkomst te ontbinden, omdat Rofra had aangegeven dat de bank op 6 december 2022 geleverd kon worden. De vorderingen van de eisers tot terugbetaling van de aanbetaling en de nevenvorderingen werden afgewezen. De eisers werden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Rofra zijn vastgesteld op € 464,00.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10408079 \ CV EXPL 23-975
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser sub 1] en [eiser sub 2]
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. A.Q. Muller,
tegen
ROFRA MEUBELEN PROJECT B.V.,
te Vaassen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rofra,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 mei 2023 met de daarin genoemde stukken;
  • de mondelinge behandeling van 5 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 juni 2022 (week 24) is tussen [eisers] en Rofra een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een bank voor de prijs van € 5.000,00. In de overeenkomst staat onder meer:

verwachte leverweek: week 31 + 3/ 4 weken”.
2.2.
[eisers] heeft een bedrag van € 2.500,00 aan Rofra betaald.
2.3.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Rofra van toepassing. Hierin staat onder meer het volgende:
“Artikel 8. Leveringstermijn
Opgegeven levertermijnen zijn indicatief en zullen nimmer zijn te beschouwen als fatale termijn. Een opgegeven indicatieve levertijd is gebaseerd op ten tijde van het sluiten van de overeenkomst geldende omstandigheden en voor zover afhankelijk van prestaties van derden. De klant behoudt het recht tot ontbinding in geval van een onredelijke overschrijding van de opgegeven leveringster-mijn. Indien de leveringstermijn door ons wordt overschreden dan is de klant gerechtigd een termijn te stellen waarbinnen wij alsnog moeten leveren. De termijn zal ten minste de eerder door ons opgegeven indicatieve levertijd bedragen.”.
2.4.
Op 19 oktober 2022 heeft [eisers] aan Rofra een brief gestuurd met daarin:
“Op 16-06-2022 sloot ik met u een overeenkomst voor een sofa. Helaas bent u de afspraken die ik met u heb gemaakt niet (volledig) nagekomen. Ik heb de volgende klachten: De levering van de sofa conform de afspraak nog steeds niet geleverd. Middels deze brief stel ik u in gebreke. Laatste kans om afspraak na te komen Ik verzoek u vriendelijk om alsnog binnen vier weken na de datum van deze brief de bovengenoemde verplichting na te komen. Wanneer u dit niet doet, bent u in verzuim. In dat geval behoud ik mij het recht voor om juridische stappen te nemen en stel ik u nu alvast aansprakelijk voor alle schade die ik heb geleden en nog zal lijden. Ik ga er echter vanuit dat het niet zover hoeft te komen en ben bereid er in goed overleg uit te komen.”.
2.5.
Op 24 oktober 2022 heeft Rofra een e-mailbericht aan [eisers] gestuurd met daarin:
“Helaas hebben we problemen met de stof. Uw bank dient alleen nog gestoffeerd te worden en is dan klaar om bij u bezorgd te worden. Echter zat er een foutje in de stof waardoor we opnieuw stof hebben moeten bestellen. Hierdoor loopt uw bestelling vertraging op wat wij erg vervelend vinden. We doen er alles aan om uw bank zo snel mogelijk te bezorgen. We kunnen u ter compensatie een tegoedbon aanbieden t.w.v. 150 euro. Zodra de definitieve leverdatum bekend is nemen wij contact met u op. Wij willen ons nogmaals verontschuldigen voor het ongemak en indien u nog vragen heeft horen wij dat uiteraard graag.”.
2.6.
Op 24 oktober 2022 heeft Rofra een e-mailbericht aan [eisers] gestuurd met daarin:
“Ik heb bericht gekregen van het hoofdkantoor dat de levertijd van de bank als deze klaar is, 16 weken is en dan moet hij nog geleverd worden bij u. U krijgt van het hoofdkantoor bericht wanneer dit zal zijn.”.
2.7.
Op 10 november 2022 heeft Rofra een e-mailbericht aan [eisers] gestuurd met daarin onder meer:
“Goed nieuws! Uw bestelling met [ordernummer] wordt bezorgd op 06-12-2022.”.
2.8.
Op 21 november 2022 heeft [eisers] een brief aan Rofra gestuurd met daarin:
“Middels deze brief ontbind ik namens cliënten de koopovereenkomst die op 16 juni 2022 tussen beider tot stand is gekomen. Voornoemde ontbinding van de koopovereenkomst leidt tot het ontstaan van een ongedaanmakingsverbintenis jegens elkander. Gelet op het voorgaande bent u verplicht om het reeds betaalde aankoopbedrag van de bank aan cliënte te retourneren.”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Rofra tot betaling van € 2.825,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.500,00 vanaf 9 november 2022 en de wettelijke rente over € 325,00 vanaf de dag van dagvaarding, met veroordeling van Rofra in de proces- en nakosten.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Rofra tekortgeschoten is in de nakoming van haar leveringsverplichting die voortvloeit uit de koopovereenkomst. [eisers] stelt dat Rofra heeft nagelaten de bank te leveren. [eisers] heeft aan Rofra nog een redelijke termijn voor nakoming gegeven van vier weken, maar nu Rofra ook binnen deze termijn niet heeft geleverd is zij in verzuim komen te verkeren per 9 november 2022. [eiser sub 1] heeft de overeenkomst daarom bij brief van 21 november 2022 ontbonden, waardoor er een ongedaanmakingsverbintenis tussen partijen is ontstaan. [eisers] vordert nu terugbetaling van het door hem reeds betaalde bedrag van € 2.500,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
Rofra voert verweer.
3.4.
Rofra voert aan dat sprake is van een indicatieve leveringstermijn van 10 tot 12 weken en dat is geen bindende leveringstermijn. Rofra heeft [eisers] eind augustus geïnformeerd over oplopende levertijden wegens problemen met de geleverde stof, zodat er geen werkelijke vertraging is opgetreden. Verder voert Rofra aan dat het verzoek tot ontbinding pas op 14 november 2022 kwam, maar dat de bank eind oktober reeds uit voorraad leverbaar was. Nu er geen grond is voor ontbinding van de koopovereenkomst wenst Rofra de koopovereenkomst gestand te doen door de bank te leveren en de resterende betaling van [eisers] te ontvangen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil ziet kort gezegd op de vraag of de koopovereenkomst door [eisers] gerechtvaardigd is ontbonden en partijen daardoor gehouden zijn tot ongedaan making van de verrichte prestatie(s).
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de bank niet is geleverd binnen de indicatieve leveringstermijn, zoals is overeengekomen in de koopovereenkomst. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat als nakoming van de overeenkomst door Rofra nog mogelijk is, voor een rechtsgeldige ontbinding nodig is dat Rofra in verzuim is geraakt. De kantonrechter kwalificeert de koopovereenkomst tussen [eisers] en Rofra als consumentenkoop (artikel 7:5 BW). In artikel 7:19a BW is bepaald dat als de verkoper bij een consumentenkoop de afgesproken leveringstermijn niet nakomt, hij in verzuim is wanneer hij door de koper in gebreke wordt gesteld bij een aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor de aflevering wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Het verzuim kan ook intreden indien door - in dit geval - Rofra niet of niet toereikend wordt gereageerd op het verzoek van [eisers] om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat de overeenkomst alsnog binnen een gestelde, eveneens redelijke termijn zal worden nagekomen (Hoge Raad 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581).
4.3.
De kantonrechter constateert dat [eisers] op 19 oktober 2022 Rofra in gebreke heeft gesteld en daarbij een termijn van vier weken heeft gegeven om de bank alsnog te leveren. Op 24 oktober 2022 heeft Rofra aangegeven dat de bestelling vertraging had en dat de levertijd van de bank nog 16 weken zou bedragen. De kantonrechter is van oordeel dat uit deze mededeling van Rofra volgt dat zij niet binnen een redelijk gestelde termijn alsnog zal nakomen met het leveren van de bank. Hierbij neemt de kantonrechter in overweging dat de overeenkomst in week 24 is aangegaan met een leveringstermijn van “week 31 + 3/4”, zodat de indicatieve leveringstermijn (7 weken + 3/4 weken) 11 weken bedraagt. Gelet op deze oorspronkelijke indicatieve leveringstermijn is de kantonrechter van oordeel dat een termijn van nog eens 16 weken geen redelijke termijn is. Op dat moment had [eisers] naar het oordeel van de kantonrechter tot ontbinding van de overeenkomst mogen overgaan.
4.4.
Voordat [eisers] tot ontbinding is overgegaan - per brief van 21 november 2022 - heeft Rofra echter nog op 10 november 2022 laten weten dat de bank door haar kan worden geleverd op 6 december 2022. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] na deze mededeling niet zonder meer tot ontbinding kon overgaan, nu Rofra hiermee terug komt op haar eerdere termijn van 16 weken en aangeeft dat zij alsnog kan nakomen binnen een redelijke termijn. De kantonrechter overweegt dat ontbinding dan nog wel mogelijk is indien Rofra in verzuim is, doordat zij niet binnen de door [eisers] redelijk gestelde termijn de bank levert. Hierbij is het de vraag of de termijn van vier weken van de ingebrekestelling van 19 oktober een redelijk gegeven termijn is.
4.5.
De kantonrechter kan er niet omheen dat ter zitting terecht naar voren is gebracht door de gemachtigde van [eisers] dat de termijn voor de ingebrekestelling conform de algemene voorwaarden eigenlijk zeven weken had moeten zijn. Uit artikel 8 van de algemene voorwaarden volgt inderdaad dat deze termijn ten minste de eerder opgegeven indicatieve leveringstermijn bedraagt. Zoals hiervoor overwogen bedraagt de indicatieve leveringstermijn (7 + 3/4 weken) 11 weken. Nu er door [eisers] een termijn van vier weken is gegeven, oordeelt de kanonrechter dat er geen redelijke termijn is gegeven. Dit brengt mee dat Rofra niet in verzuim is komen te verkeren en dus dat [eisers] niet gerechtigd was om op 21 november 2022 de overeenkomst tussen partijen te ontbinden.
4.6.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat ook indien zou worden uitgegaan van een juist gegeven termijn van (7 of) 11 weken in de ingebrekestelling van 19 oktober 2022, Rofra niet verzuim zou zijn nu zij aangaf dat de bank geleverd kon worden op 6 december 2022. In beginsel kan dus nog nakoming worden gevorderd van de koopovereenkomst.
4.7.
De kantonrechter concludeert dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de vordering van [eisers] tot (terug)betaling van het bedrag van € 2.500,00 afgewezen. De nevenvorderingen van [eisers] inzake de rente en buitengerechtelijke incassokosten treffen daarmee hetzelfde lot.
4.8.
[eisers] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Rofra als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
464,00
(2,00 punten × € 232,00)
Totaal
464,00
4.9.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rofra tot dit vonnis vastgesteld op € 464,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.