In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers en Rofra Meubelen Project B.V. over een koopovereenkomst voor een bank. De eisers hebben op 16 juni 2022 een koopovereenkomst gesloten met Rofra voor een bank ter waarde van € 5.000,00, waarbij een indicatieve leveringstermijn was afgesproken. De eisers hebben een aanbetaling van € 2.500,00 gedaan. Rofra heeft echter de levering niet tijdig kunnen uitvoeren, wat leidde tot een brief van de eisers op 19 oktober 2022 waarin zij Rofra in gebreke stelden. Rofra gaf aan dat er problemen waren met de stof en dat de levering zou vertraging oplopen. Op 21 november 2022 hebben de eisers de koopovereenkomst ontbonden en vroegen zij om terugbetaling van de aanbetaling.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden. De rechter oordeelde dat Rofra niet in verzuim was geraakt, omdat de eisers een te korte termijn hadden gesteld voor nakoming. De kantonrechter concludeerde dat de eisers niet gerechtigd waren om de overeenkomst te ontbinden, omdat Rofra had aangegeven dat de bank op 6 december 2022 geleverd kon worden. De vorderingen van de eisers tot terugbetaling van de aanbetaling en de nevenvorderingen werden afgewezen. De eisers werden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Rofra zijn vastgesteld op € 464,00.