In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende over het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.095, en een verzuimboete van € 4.920 opgelegd. Belanghebbende had verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslag, maar dit verzoek werd door de inspecteur afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de aanslag te hoog is en dat de verzuimboete niet terecht is opgelegd.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende de vereiste aangifte niet tijdig heeft gedaan, wat leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur in redelijkheid het belastbaar inkomen heeft geschat op het gebruikelijk loon van € 44.000, en dat de verzuimboete passend is. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat hij geen verwijt treft voor het niet tijdig indienen van de aangifte, ondanks zijn stelling dat hij een herseninfarct heeft gehad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de aanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.