ECLI:NL:RBZWB:2023:5868

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
409049 HO RK 23/311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van de WHOA

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). De rechtbank had eerder op 24 november 2022 een afkoelingsperiode van drie maanden afgekondigd, die op 14 maart 2023 was verlengd tot en met 30 april 2023. Op 28 april 2023 diende de verzoekster, een besloten vennootschap, een verzoekschrift in tot verlenging van deze periode tot en met 31 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en dat het noodzakelijk was om belanghebbenden en de aangestelde observator, mr. F. Verhoeven, in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven. De rechtbank stelde een zitting vast op 15 mei 2023, waar zowel de verzoekster als de observator gehoord zullen worden. De rechtbank besloot dat de afkoelingsperiode voortduurt totdat er een eindbeslissing op het verzoek is genomen. De beschikking is gegeven door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Afdeling Insolventies – meervoudige kamer
Zittingsplaats Breda
Verzoek verlenging afkoelingsperiode
rekestnummer: 409049 HO RK 23-311
uitspraakdatum: 1 mei 2023
beschikking op het verzoekschrift ex artikel 376 lid 5 der Faillissementswet (Fw) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
hierna ook te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. B.W.G. van der Velden.

1.De procedure

1.1
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 november 2022 een afkoelingsperiode afgekondigd voor een periode van drie maanden, ingaande 24 november 2022.
1.2
Bij beschikking van 13 december 2022 heeft de rechtbank mr. F. Verhoeven aangesteld tot observator.
1.3
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 maart 2023 de bij beschikking van 24 november 2022 afgekondigde afkoelingsperiode verlengd tot en met 30 april 2023.
1.4
Op 28 april 2023 is ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen tot verlenging van de afkoelingsperiode tot en met 31 mei 2023.

2.De beoordeling

2.1
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode op 28 april 2023 ter griffie is ingediend, derhalve tijdig want vóór afloop van de bij beschikking van 14 maart 2023 verlengde afkoelingsperiode.
2.2
De rechtbank acht het voor de te maken belangenafweging noodzakelijk dat de door verzoekster bij dit verzoek aangegeven belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk hun zienswijze op het onderhavige verzoek te geven. De rechtbank zal de belanghebbenden daartoe een redelijke termijn verlenen.
2.3
De rechtbank acht het voor de te maken belangenafweging tevens noodzakelijk dat de observator, mr. F. Verhoeven, schriftelijk zijn zienswijze op het onderhavige verzoek kenbaar maakt.
2.4
Gelet op het tijdstip van indiening is het voor de rechtbank niet mogelijk om het onderhavige verzoek te behandelen en daarop te beslissen voorafgaand aan het verstrijken van de bij beschikking van 14 maart 2023 verlengde afkoelingsperiode.
2.5
De rechtbank zal een voorziening ex artikel 379 eerste lid Fw treffen, zoals in het dictum onder 3.6 is omschreven. Redengevend hiervoor is het feit dat verzoekster inmiddels een akkoord ter stemming aan haar schuldeisers heeft voorgelegd, welke periode op 1 mei 2023 om 23:59 uur afloopt, waarna zij binnen korte termijn het akkoord ter homologatie hoopt te kunnen indienen bij de rechtbank. Verzoekster heeft dus belang bij een ongestoorde voortgang van het WHOA proces.
2.6
De rechtbank bepaalt datum en tijdstip waarop verzoekster zal worden gehoord op haar verzoek tot verlenging van de afgekondigde afkoelingsperiode. Ook de observator zal voor deze zitting worden uitgenodigd. Naar het zich nu laat aanzien, zal op deze zitting ook het nog in te dienen homologatieverzoek worden behandeld.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat verzoekster een kopie van het onderhavige verzoek (met bijlagen) alsmede een kopie van deze beslissing, uiterlijk 3 mei 2023 per e-mail aan de belanghebbenden zendt;
3.2
bepaalt dat de belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om tot uiterlijk woensdag 10 mei 2023 te 10:00 uur schriftelijk, per e-mail hun zienswijze op
het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiodeaan de rechtbank kenbaar te maken, onder gelijktijdige toezending van een kopie aan mr. B.W.G. van der Velden, advocaat van verzoekster;
3.3
draagt de observator op om uiterlijk woensdag 10 mei 2023 te 10:00 uur schriftelijk per e-mail zijn zienswijze op het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode aan de rechtbank kenbaar te maken, onder gelijktijdige toezending van een kopie aan mr. B.W.G. van der Velden, advocaat voornoemd;
3.4
bepaalt dat verzoekster en de observator op maandag 15 mei 2023 te 10:00 uur ter zitting door de rechtbank op het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode zullen worden gehoord en roept verzoekster en de observator op om op laatstgenoemde datum en tijdstip ter zitting te verschijnen;
3.5
bepaalt dat wanneer de belanghebbenden aanwezig willen zijn bij de mondelinge behandeling van het verzoek op maandag 15 mei 2023 te 10:00 uur, zij dit per e-mail (insolventierecht.breda.zwb@rechtspraak.nl) aan de rechtbank kunnen berichten;
3.6
bepaalt dat de bij beschikking van 14 maart 2023 verlengde afkoelingsperiode voortduurt totdat de eindbeslissing op onderhavig verzoek is gegeven;
3.7
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.D.E. Leppens, voorzitter, mr. A.E. de Vos en mr. I.C. Prenger-de Kwant en uitgesproken op 1 mei 2023, in tegenwoordigheid van C.W.E.M. Schipper-Heijmans, griffier.