ECLI:NL:RBZWB:2023:5865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1475
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college over arbeids- en re-integratieverplichtingen op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout over de arbeids- en re-integratieverplichtingen op grond van de Participatiewet. Eiser, die sinds 16 mei 2016 een bijstandsuitkering ontvangt, is van mening dat de aan hem opgelegde verplichtingen niet meer van toepassing zijn. Het college heeft in eerdere besluiten, waaronder een primair besluit van 23 maart 2021 en een bestreden besluit van 16 februari 2022, bepaald dat deze verplichtingen blijven gelden. De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 behandeld, waarbij een vertegenwoordiger van het college aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het opstellen van het medisch advies door Salude, dat als basis diende voor de besluitvorming. Eiser heeft aangevoerd dat het onderzoek niet fysiek heeft plaatsgevonden, wat volgens de rechtbank essentieel is voor een zorgvuldige beoordeling van zijn belastbaarheid. De rechtbank stelt vast dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een fysiek onderzoek niet heeft plaatsgevonden en dat het rapport van Salude niet concludent is. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat het college niet van dit rapport had mogen uitgaan bij zijn besluitvorming.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1475 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout(college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college over de arbeids- en re-integratieverplichtingen op grond van de Participatiewet.
1.1.
Met het besluit van 23 maart 2021 (primair besluit) heeft het college bepaald dat de aan eiser opgelegde arbeids- en re-integratieverplichtingen van toepassing blijven. Met het bestreden besluit van 16 februari 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam 1] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiser is gehuwd met [naam 2] . Zij ontvangen sinds 16 mei 2016 van het college een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
2.2.
Met het besluit van 10 maart 2020 heeft het college bepaald dat alle arbeids-en re-integratieverplichtingen op grond van artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet voor eiser gelden.
2.3.
Het college heeft een onderzoek ingesteld naar eisers mogelijkheden en beperkingen om te werken of re-integreren. In dat kader heeft het college aan Salude verzocht om een onderzoek in te stellen naar eisers belastbaarheid. Op 15 maart 2021 heeft Salude een medisch en arbeidskundig advies uitgebracht.
2.4.
Met het primaire besluit heeft het college aan eiser gemeld dat de aan hem opgelegde arbeids- en re-integratieverplichtingen van kracht blijven. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.5.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
3. Eiser heeft, kort samengevat, aangevoerd dat het medische onderzoek niet fysiek, maar telefonisch heeft plaatsgevonden. Eiser meent dat er alsnog een fysiek onderzoek dient plaats te vinden. Volgens eiser is hij niet meer in staat om zwaar lichamelijk werk te verrichten.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Oordeel rechtbank
5. In geschil is of het college terecht heeft bepaald dat de arbeids- en re-integratieverplichtingen voor eiser van kracht blijven.
5.1.
Het college heeft in het bestreden besluit verwezen naar de uitspraak van Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 maart 2021 [1] waarin is bepaald dat het aan de uitkeringsgerechtigde is om eerst met (een begin van) bewijs te komen waaruit blijkt dat hij beperkingen bij de arbeidsinschakeling ondervindt, voordat het aan het college is hier nader onderzoek naar te doen. Volgens het college ontbreekt een dergelijk (begin van) bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat verwijzing naar deze uitspraak het college niet kan baten. Die uitspraak gaat immers over de vraag óf het college gehouden is om nader onderzoek te doen. In dit geval heeft het college ervoor gekozen om een onderzoek in te stellen door medisch advies in te winnen bij Salude . Of eiser al dan niet (een begin van) bewijs van zijn beperkingen heeft overgelegd, is dan ook niet langer relevant.
5.2.
Wel aan de orde is of het onderzoek voldoet aan de daaraan gestelde vereisten. Ingevolge artikel 3:2, in samenhang met de artikelen 3:9 en 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt dat, indien het college bij zijn besluitvorming gebruik maakt van een medisch advies, hij er zich van dient te vergewissen dat dat advies naar totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [2]
5.3.
Volgens eiser is van een zorgvuldig onderzoek geen sprake, omdat hij niet fysiek is onderzocht door de arts van Salude .
5.4.
De rechtbank overweegt dat in het geval van een medisch onderzoek veelal een fysiek spreekuurcontact is aangewezen. Dit neemt niet weg dat er situaties kunnen zijn, waarbij met andere onderzoeksactiviteiten een compleet beeld van de belastbaarheid van betrokkene kan worden verkregen. In dat geval zal de medisch adviseur moeten kunnen motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een fysiek spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. [3] De rechtbank stelt vast dat een dergelijke motivering in de rapportage van Salude ontbreekt. De medisch adviseur heeft juist opgemerkt dat de aangegeven problematiek niet objectiveerbaar is bij onderzoek door de aard van het contact. Waarom desondanks toch voor een dergelijk contact is gekozen, is echter niet nader onderbouwd. Voor zover gesteld wordt dat werkvoorschriften rondom Covid-19 hiervan de oorzaak zouden zijn, kunnen deze voorschriften naar het oordeel van de rechtbank geen reden zijn om te volstaan met enkel een telefonisch spreekuur. Hierbij betrekt de rechtbank dat het in het geval van eiser voornamelijk gaat om fysieke klachten. Een fysiek medisch spreekuurcontact met eiser is dan juist aangewezen voor het doen van een zorgvuldig onderzoek. Daarnaast had het naar het oordeel van de rechtbank – bij het ontbreken van fysiek onderzoek – voor de hand gelegen om nadere informatie in te winnen bij de behandelend sector, nu eiser had aangegeven dat hij voor zijn klachten onder behandeling is van de huisarts en is doorverwezen naar het ziekenhuis. Ter zitting is namens het college nog aangevoerd dat vermoedelijk een eerdere beoordeling van eisers mogelijkheden en beperkingen uit december 2020 bij de conclusies van Salude is betrokken. Uit de rapportage van 15 maart 2021 of andere stukken van Salude blijkt echter niet dat die eerdere conclusies zijn betrokken bij het onderzoek, evenmin is kenbaar wat die eerdere bevindingen waren. De rechtbank kan het college daarin dan ook niet volgen.
5.5.
Verder acht de rechtbank het rapport van Salude niet concludent. In de rapportage geeft de medisch adviseur aan dat voor het aannemen van een urenbeperking medisch gezien geen aanleiding bestaat, maar in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn vervolgens op de aspecten ‘uren per dag’ en ‘uren per week’ wel beperkingen aangenomen. Wanneer er geen urenbeperking geldt, had het naar het oordeel van de rechtbank voor de hand gelegen dat in de FML de normaalwaarde was aangenomen in plaats van enigszins beperkingen. Bovendien staat in de FML onder item 4. “Overige beperkingen ten aanzien van werktijden” vermeld dat eiser een energetische beperking heeft, terwijl hierover in de rapportage niets wordt opgemerkt. De rapportage en de FML stroken aldus niet met elkaar. Een nadere uitleg hiervoor ontbreekt zowel in de rapportage als in de FML.
5.6.
De rechtbank komt tot de conclusie dat, nu het rapport van Salude niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet concludent is, het college bij zijn besluitvorming niet van dit rapport had mogen uitgaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
₋ verklaart het beroep gegrond;
₋ vernietigt het bestreden besluit;
₋ draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
₋ draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 9
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a ;
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voorzover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
3. Indien bijstand wordt verleend aan gehuwden gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder van hen.
4. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene.
5. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
6. De belanghebbende is verplicht zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.
7. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op de alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid.

Voetnoten

2.Vergelijk CRvB 11 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1113, r.o. 4.4.2.
3.Aangesloten wordt bij de jurisprudentie van de CRvB in zaken over arbeidsongeschiktheid, bijvoorbeeld 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.