In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 31 mei 2022. De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 afgewezen en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2023 op zitting behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door mr. drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. Belanghebbende nam deel via een videoverbinding.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen, aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Belanghebbende woonde in 2018 in Nederland en ontving een uitkering van [verzekeraar] van € 3.014, een eenmalige afkoopsom van een lijfrentepolis waarvoor in 1998 premie is voldaan. Belanghebbende stelt dat hij in 2018 € 2.272 in aftrek mag brengen in verband met niet eerder in aftrek genomen premie voor een lijfrente. De rechtbank oordeelt dat de enkele verklaring van belanghebbende niet voldoende is om aan te nemen dat de premie niet eerder als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking is genomen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bepaalt dat belanghebbende het griffierecht niet terugkrijgt. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 25 augustus 2023. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).