ECLI:NL:RBZWB:2023:5792
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen en korting op basis van niet-verzekerde jaren
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op zijn verzoek tot herziening van het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De SVB had op 17 maart 2021 besloten om het AOW-pensioen van eiser te herzien, waarbij de korting op het pensioen vanwege niet-verzekerde jaren werd aangepast van 24% naar 20%. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat hij meende dat de korting onterecht was en dat hij in de periode van 1974 tot en met 1978 wel verzekerd was voor de AOW.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 18 november 2017 een AOW-pensioen ontving met een korting van 24%, omdat de SVB stelde dat hij in de periode van 18 november 1967 tot en met 29 februari 1980 niet verzekerd was. Eiser heeft bewijs gepresenteerd dat hij in de genoemde periode in Nederland woonde, maar de SVB heeft geen bewijs kunnen vinden dat dit het geval was. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij in de relevante periode verzekerd was.
De rechtbank concludeert dat de SVB terecht een korting van 20% op het AOW-pensioen heeft toegepast. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in deze zaak. De proceskosten van eiser worden niet vergoed, aangezien hij in beroep geen gelijk heeft gekregen. De uitspraak is gedaan op 18 augustus 2023 door rechter M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van griffier S. Hoeijmans.