ECLI:NL:RBZWB:2023:5758

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 21_1252 en 1253
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen forensenbelasting en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 24 augustus 2023, zijn de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 februari 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende twee aanslagen forensenbelasting opgelegd voor het jaar 2020, met een totaalbedrag van € 3.356,50. Het bezwaar van belanghebbende werd afgewezen, maar tijdens de bezwaarprocedure werd één van de aanslagen verminderd zonder kostenvergoeding. Op 2 augustus 2023 heeft de heffingsambtenaar aangegeven volledig tegemoet te komen aan de beroepen van belanghebbende en de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. Belanghebbende heeft op 9 augustus 2023 zijn beroepen ingetrokken, maar het verzoek om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure bleef staan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het inhoudelijke geschil en de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geen oordeel meer gegeven over het inhoudelijke geschil, maar heeft wel het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn beoordeeld. De termijn is begonnen op 20 januari 2021, en er zijn 31 maanden verstreken tot de toezegging van de heffingsambtenaar op 2 augustus 2023. Aangezien de redelijke termijn twee jaar bedraagt, is deze met zeven maanden overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 1.000, omdat de overschrijding voor rekening van de heffingsambtenaar komt.

De rechtbank heeft het verzoek om toekenning van immateriële schade toegewezen en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 1.000 aan belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en kan door partijen worden aangevochten in hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/1252 en 21/1253

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] (Duitsland), belanghebbende

(gemachtigde: drs. J. Heerema),
en

de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 februari 2021.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende twee aanslagen forensenbelasting opgelegd over het jaar 2020 voor de woningen aan de [adres] en [huisnummer 1] te [plaats 2] tot een gezamenlijk bedrag van € 3.356,50.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag voor de woning op [huisnummer 1] in stand gelaten. Gedurende de bezwaarprocedure heeft de heffingsambtenaar de aanslag voor de woning op [huisnummer 2] verminderd. Hiervoor heeft hij geen kostenvergoeding toegekend.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Op 2 augustus 2023 heeft de heffingsambtenaar een stuk gestuurd aan de rechtbank waaruit blijkt dat hij volledig aan de beroepen van belanghebbende tegemoet gaat komen en de proceskosten en het griffierecht zal vergoeden. Een identieke beslissing heeft hij genomen voor het belastingjaar 2021.
De rechtbank heeft de beroepen op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank van beide partijen bericht gekregen dat zij niet bij de zitting aanwezig zouden zijn.
Op 9 augustus 2023 heeft de rechtbank van belanghebbende een intrekking voor wat betreft de aanslagen ontvangen. Belanghebbende heeft zijn verzoek om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure niet ingetrokken.

Beoordeling door de rechtbank

Partijen hebben overeenstemming bereikt over het inhoudelijke geschil en over de proceskostenveroordeling in beide beroepen. Belanghebbende heeft zijn beroepen in zoverre ingetrokken. De rechtbank zal over het inhoudelijke geschil dan ook geen oordeel meer geven.
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De in aanmerking te nemen termijn is aangevangen op 20 januari 2021, zijnde de datum waarop het bezwaarschrift is ontvangen. Nu de heffingsambtenaar op 2 augustus 2023 heeft toegezegd de aanslagen te vernietigen, zijn sindsdien (afgerond) 31 maanden verstreken. Aangezien de redelijke termijn als uitgangspunt twee jaar bedraagt, is de redelijke termijn met zeven maanden overschreden. Nu het fiscale belang ruim meer was dan € 500 bestaat recht op een vergoeding van € 500 per (gedeelte van een) half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, in dit geval dus twee maal (€ 1.000).
De rechtbank gaat, anders dan belanghebbende, voor de bepaling van de immateriële schadevergoeding uit van samenhangende zaken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat één bezwaarschrift is ingediend met daarin beide aanslagen, dat het dezelfde materie en hetzelfde belastingjaar betreft, dat de beroepen gelijktijdig en in één geschrift zijn ingesteld. Om die redenen wordt slechts eenmaal een vergoeding van immateriële schade toegekend.
Omdat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase en in het verweerschrift niet inhoudelijk is ingegaan op de gronden van belanghebbende en dit kennelijk pas kort voor de zitting heeft gedaan (en dit heeft geleid tot een vernietiging van de aanslagen) komt de gehele overschrijding voor rekening van de heffingsambtenaar.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank wijst het verzoek om toekenning van een vergoeding wegens immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toe. Nu de heffingsambtenaar de proceskosten voor het inhoudelijke geschil aan belanghebbende vergoedt is er geen reden een afzonderlijke proceshandeling in aanmerking te nemen te nemen voor het verzoek om toekenning van deze schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om toekenning van immateriële schade toe;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding wegens immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.000.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, op 24 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
deze uitspraak is enkel ondertekend door de
rechter omdat de griffier is verhinderd deze
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.