ECLI:NL:RBZWB:2023:5732

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
22/3000
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en het vertrouwensbeginsel in belastingzaken

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende, een BV, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 3.177, welke door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank behandelt de feiten rondom de aangifte van de belanghebbende, die op 6 januari 2020 een bedrag van € 6.266 aan Bpm had voldaan voor de registratie van een Ford C-Max. De inspecteur had op basis van zijn gegevens de verschuldigde Bpm vastgesteld op € 9.443 en de naheffingsaanslag opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangifte eerder dan 6 januari 2020 was verzonden, en dat het taxatierapport niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel heeft plaatsgevonden. Het verzoek van de belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen, omdat de totale behandelduur niet langer dan twee jaar heeft geduurd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de uitspraak op bezwaar blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3000

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2023 in de zaak tussen

[BV] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. Lammers),
en

De inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 31 januari 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 3.177.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en [naam] en namens de inspecteur: [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft op haar aangifte van 6 januari 2020 een bedrag van € 6.266 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig Ford C-Max met [VIN nummer] . De datum eerste toelating van auto is 9 april 2019.
4.1.
Bij de aangifte is voor de auto een taxatierapport gevoegd van Direct Taxatie van 6 januari 2020. In het taxatierapport is opgenomen dat de auto op 3 januari 2020 is geïnspecteerd. In het taxatierapport is een uitdraai van de koerslijst van AutotelexPro en een schadecalculatie met de datum 23 november 2019 opgenomen. Op die datum is de auto ook geïnspecteerd door de taxateur. De taxateur heeft de schade berekend op € 9.940 en daarvan 100% in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde.
4.2.
Belanghebbende is opgeroepen voor een hertaxatie door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Belanghebbende is niet verschenen. DRZ heeft zijn bevindingen opgenomen in het taxatierapporten van 17 januari 2020. Bij de hertaxatie wordt geen waardevermindering als gevolg van schade toegekend.
4.3.
De inspecteur heeft op basis van hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm voor de auto moet worden vastgesteld op € 9.443. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
5. De rechtbank dient – ondanks dat partijen hier niet langer een punt van maken – te beoordelen of het beroep tijdig is ingesteld. De inspecteur heeft verklaard dat de uitspraak op bezwaar verkeerd geadresseerd was en dat de uitspraak op bezwaar per e-mail op 2 mei 2022 aan de gemachtigde is toegezonden. Gelet hierop in combinatie met het procesverloop, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende tijdig beroep heeft ingesteld.
Kan de afschrijving bepaalt worden op basis van het taxatierapport van belanghebbende?
6. Belanghebbende stelt dat zij de aangifte Bpm op 25 november 2019 aangetekend heeft verzonden, maar dat deze niet ontvangen is door de inspecteur. Belanghebbende heeft een kopie van een track-and-trace code van PostNL overgelegd met de datum 25 november 2019. Belanghebbende heeft gesteld dat zij contact heeft gehad met de inspecteur en dat geadviseerd is om de aangifte opnieuw in te dienen. Dit heeft belanghebbende gedaan en daarbij is het taxatierapport opnieuw ondertekend, om te voorkomen dat de aangifte direct zal worden afgewezen, omdat het taxatierapport meer dan één maand oud is, aldus belanghebbende. Volgens belanghebbende was het op het moment van aankondiging van de naheffingsaanslag niet meer mogelijk om de track-and-trace code uit te lezen.
6.1.
De inspecteur voert aan dat belanghebbende de verzending van de aangifte en het taxatierapport op 25 november 2019 niet aannemelijk heeft gemaakt. Het ingediende taxatierapport bij de aangifte van 6 januari 2020 voldoet volgens de inspecteur niet aan de vereisten van artikel 8 Uitvoeringsregeling Bpm 1992.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de aangifte eerder dan 6 januari 2020 is verstuurd aan de inspecteur. Belanghebbende heeft een track-and-trace code overgelegd. Deze code is niet gecontroleerd door belanghebbende en er is dus ook geen verzendbewijs dat te koppelen is aan de aangifte bpm. Het ontbreken van dit bewijsstuk dient voor rekening van belanghebbende te komen. Gelet op de inspectiedatum van het voertuig heeft de inspecteur dan ook terecht het taxatierapport afgewezen. De naheffingsaanslag Bpm is dan terecht opgelegd aan belanghebbende.
Is er sprake van schending van het vertrouwensbeginsel?
7. Belanghebbende heeft aangevoerd dat er door de inspecteur een telefonische toezegging is gedaan dat de aangifte en het taxatierapport alsnog konden worden ingediend. Volgens belanghebbende is dit een simpele en ondubbelzinnige toezegging en daaruit kon worden afgeleid dat er geen voorwaarden aan het opnieuw insturen zijn verbonden.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inspecteur een toezegging heeft gedaan over de wijze van de afwikkeling van de aangifte of de status van het taxatierapport. Dat de inspecteur uitlatingen heeft gedaan over de mogelijkheid van het opnieuw insturen van de aangifte met het taxatierapport zegt niets over de daaruit voortvloeiende gevolgen ten aanzien van bijvoorbeeld de te hanteren afschrijvingsmethodiek voor de Bpm. Het vertrouwensbeginsel is niet geschonden.
8. De overige beroepsgronden behoeven dan verder geen behandeling.
Vergoeding van immateriële schade
9. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke beslistermijn. De rechtbank wijst dit verzoek af aangezien de totale behandelduur in eerste aanleg (bezwaar en beroep) niet langer dan twee jaar heeft geduurd.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijs het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier, op 16 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).