ECLI:NL:RBZWB:2023:5672

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 20_8857
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 augustus 2023, is het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV inzake de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H. Selçuk, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 27 augustus 2020, waarin zijn mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld. Tijdens de zitting op 7 april 2022 is eiser verschenen, terwijl het UWV niet aanwezig was. Eiser heeft aanvullende stukken overgelegd en het UWV heeft later een nieuw besluit genomen op 15 juni 2022, waartegen eiser ook gronden heeft aangevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het UWV de toegenomen klachten van eiser niet hebben erkend als verzekerde klachten, wat heeft geleid tot een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeert dat de toegenomen klachten van eiser voortkomen uit een auto-ongeluk en een herseninfarct, en niet uit de eerder vastgestelde depressie. De rechtbank oordeelt dat het UWV ten onrechte de uitkering heeft verhoogd, maar dat het UWV heeft aangegeven niet ten nadele van eiser terug te komen op deze verhoging. Hierdoor blijft de rechtsgevolg van het bestreden besluit in stand, ondanks de vernietiging van het besluit zelf.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-- en moet het UWV het griffierecht van € 48,-- vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8857 WAO

uitspraak van 11 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. H. Selçuk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 augustus 2020 (bestreden besluit 1) van het UWV inzake de vaststelling van zijn mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 april 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Ter zitting is het onderzoek geschorst om eiser nog in de gelegenheid te stellen stukken over te leggen. Eiser is verzocht daarbij tevens aan te geven wat hij wil aantonen met de stukken, gelet op de datums in geding. Tevens is hem verzocht aan te geven welke conclusie hij uit de stukken trekt en welke beperkingen toegenomen zijn.
Eiser heeft stukken overgelegd met daarbij een nadere duiding van deze stukken.
Bij besluit van 15 juni 2022 (bestreden besluit 2) heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw vastgesteld. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep van rechtswege betrekking op dit besluit. Eiser heeft ook tegen dit nieuwe besluit gronden aangevoerd.
De rechtbank heeft het UWV gevraagd om een nadere toelichting te geven op wat ter zitting is besproken over de wettelijke grondslag van de verhoging van de uitkering en in hoeverre eiser verzekerd was voor de toegenomen klachten.
Het UWV heeft bij brief van 9 februari 2023 gemotiveerd gesteld dat eiser niet verzekerd is voor de toegenomen klachten. De uitkering is ten onrechte verhoogd. Het UWV zal hierop niet ten nadele van eiser terugkomen. Eiser heeft niet meer gereageerd op deze nadere toelichting.
Bij brief van 14 juni 2023 heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat een nieuwe zitting achterwege zal worden gelaten, tenzij een van de partijen aangeeft dat hij nog gehoord wil worden. Geen van de partijen heeft aangegeven gehoord te willen worden. Vervolgens is op 8 augustus 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De rechtsvoorganger van het UWV heeft aan eiser een WAO-uitkering toegekend met ingang van 23 mei 2000. Deze uitkering was laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Per november 2017 heeft eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld.
Bij besluit van 27 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid onveranderd is vastgesteld op de arbeids-ongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit 1 is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Eiser wordt over de periode 1 februari 2018 tot 19 november 2019 ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%.Vanaf 19 november 2019 is de mate van arbeidsongeschiktheid weer vastgesteld op de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Met bestreden besluit 2 wordt eiser ook per 19 november 2019 voor 45 tot 55% arbeidsongeschikt beschouwd.
Omvang geschil
2. In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daarvan onderdeel uit.
Medische beoordeling
4.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.2
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat de geclaimde toegenomen klachten voortkomen uit een andere ziekte-oorzaak dan waarvoor eiser de WAO-uitkering ontvangt. De psychische beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts afgenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling. Op 1 februari 2018 bestonden er enkele beperkingen ten aanzien van werken met veel druk, het werken met taken met een verhoogd risico en in conflicthantering. Medio augustus 2018 is eiser gevallen en heeft hij toegenomen beperkingen. Eiser wordt beperkt geacht voor aandachtsverdeling en een hoog handelingstempo. De verzekeringsarts heeft de beperkingen per 1 februari 2018 en de huidige belastbaarheid neergelegd in twee afzonderlijke FML’en van 28 augustus 2019.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat op de datum 1 februari 2018 eiser fysiek zwaarder beperkt moet worden. Ten aanzien van de psychische beperkingen bestaat geen aanleiding om eiser meer beperkt te achten. De vele klachten die eiser presenteert kunnen niet worden verklaard door het herseninfarct van 2018. De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen per 1 februari 2018 neergelegd in de FML van 15 juli 2020. De verzekeringsarts b&b is van mening dat op de datum 27 november 2019 geen aanleiding bestaat om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen.
4.4
In beroep heeft de verzekeringsarts toegenomen beperkingen per 19 november 2019 aangenomen in verband met het herseninfarct dat eiser in augustus 2018 heeft gehad.
Arbeidskundige beoordeling
5.1
Het bestreden besluit berust op een beoordeling door de arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige b&b.
5.2
De arbeidsdeskundige heeft gerapporteerd dat eiser, gelet op de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen, onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt is.
5.3
Rekening houdend met de beperkingen zoals die door de verzekeringsarts b&b zijn vastgesteld heeft de (arbeidsdeskundige) b&b functies geduid die eiser nog kan verrichten. Gelet op de restverdiencapaciteit die eiser met deze functies nog heeft, is de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2018 en 19 november 2019 vastgesteld op de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%.
Standpunt eiser
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met de vastgestelde beperkingen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiser medische gegevens overgelegd.
Beoordeling rechtbank
7. Niet in geschil is dat eiser alleen verzekerd is op grond van zijn WAO-uitkering. Dat betekent dat alleen als er sprake is van toegenomen klachten die voortkomen uit
dezelfde ziekte-oorzaakals waarvoor hij een WAO-uitkering ontvangt, er tot verhoging van de uitkering kan worden overgegaan. [1] Bij een beoordeling of er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid zullen de verzekeringsartsen moeten vaststellen welke beperkingen eiser heeft. De beoordeling welke beperkingen aangenomen kunnen worden, omvat ook de vraag of er redenen zijn om de aanspraken buiten beschouwing te laten omdat er geen sprake is verzekering voor nieuwe klachten. [2] De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts dit ook heeft gedaan. De verzekeringsarts b&b heeft vervolgens wel alle beperkingen, ook de beperkingen waarvoor eiser niet verzekerd is, meegenomen bij zijn beoordeling.
8. Ter zitting is gesproken over de vraag of eiser voor alle geclaimde klachten verzekerd is. Eiser heeft erkend dat het wettelijk gezien niet kan om de niet verzekerde klachten mee te nemen. Hij heeft zich afgevraagd welke criteria het UWV heeft toegepast.
9. Het UWV heeft in een nadere motivering gesteld dat ten onrechte alle toegenomen beperkingen zijn meegenomen, maar dat hierop niet ten nadele van eiser zal worden terug gekomen.
10. Uit de stukken blijkt dat aan eiser een WAO-uitkering is toegekend wegens psychische klachten voortkomend uit een depressie. De rechtbank stelt vast dat de toegenomen klachten die eiser claimt voortkomen uit een auto-ongeluk en een doorgemaakt herseninfarct. Er is dus geen sprake van toegenomen klachten voortkomend uit een depressie. Dit is overigens ook niet in geschil.
11. Eiser heeft niet betwist dat de beperkingen voortkomend uit de depressie zijn verminderd. Gelet op de belastbaarheid zoals die door de primaire verzekeringsarts is vastgesteld op basis van de wel verzekerde klachten, wordt eiser niet toegenomen arbeidsongeschikt beschouwd. De arbeidskundige beoordeling die daaraan mede ten grondslag heeft gelegen, wordt ook niet betwist door eiser. Dit betekent dat eiser, als alleen gekeken wordt naar de verzekerde klachten, niet in aanmerking komt voor een verhoging van zijn uitkering. Nu het UWV de uitkering wel heeft verhoogd naar de arbeidsongeschiktheid 45 tot 55% en heeft toegezegd op die verhoging in ieder geval niet met terugwerkende kracht terug te komen, is eiser zeker niet te kort gedaan. Aan een beoordeling of de beperkingen, rekening houdend met de niet verzekerde klachten, juist is vastgesteld, komt de rechtbank daarom niet meer toe.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond omdat het UWV pas in beroep gemotiveerd heeft aangegeven dat er geen sprake is van verzekerde klachten. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Het UWV heeft immers gesteld dat ondanks dat ten onrechte de uitkering is verhoogd, hierop niet ten nadele van eiser terug zal worden gekomen. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
13. Er bestaat aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Deze proceskosten stelt de rechtbank vast op € 1.674,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en factor 1). Ook zal het UWV het door eiser betaalde griffierecht moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 11 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage wettelijk kader

WAO
Artikel 18,eerste lid
Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Artikel 37, eerste en tweede lid
1. Terzake van toeneming van arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, onverminderd de artikelen 39 en 39a, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 104 weken heeft geduurd.
2. De in het eerste lid bedoelde herziening vindt niet plaats indien de uitkeringsgerechtigde bij het intreden van de toegenomen arbeidsongeschiktheid uitsluitend op grond van artikel 7b als werknemer wordt beschouwd en de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid, terzake waarvan de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ontvangen, is voortgekomen.

Voetnoten

1.Artikel 37, tweede lid, van de WAO