ECLI:NL:RBZWB:2023:5606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4225 en 21_4634
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van eiser tegen de afwijzingen van zijn aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet. Eiser had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een marktonderzoek en voor de kosten van rechtshulp (griffierecht). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen zijn afgewezen door het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op de aangevraagde bijstand. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanvragen onderzocht, waaronder de communicatie tussen eiser en Orionis, en de noodzaak van de kosten die eiser heeft opgegeven. Eiser is niet verschenen op de zitting, waar de zaak op 14 juli 2023 werd behandeld. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvragen terecht is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de bewijslast en de noodzakelijkheid van de kosten niet heeft aangetoond. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en laat de bestreden besluiten in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/4225 PW, 21/4634 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser in het kader van de afwijzingen van zijn aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet.
Met een besluit van 9 maart 2021 (primair besluit 1) heeft Orionis eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een marktonderzoek afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Eiser is door de bezwaarschriftencommissie Orionis Walcheren (commissie) op 6 september 2021 gehoord over zijn bezwaar. Op 21 september 2021 heeft de commissie een advies uitgebracht aan Orionis. Vervolgens heeft Orionis met een besluit van 22 september 2021 (bestreden besluit 1) eisers bezwaar– conform het advies van de commissie – ongegrond verklaard.
Met een besluit van 31 augustus 2021 (primair besluit 2) heeft Orionis eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtshulp (griffierecht) afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Vervolgens heeft Orionis met een besluit van
17 september 2021 (bestreden besluit 2) eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser is het niet eens met de bestreden besluiten en heeft daarom bij deze rechtbank beroepen ingesteld tegen deze besluiten.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 14 juli 2023. Hierbij waren aanwezig: namens Orionis mr. N.M. Feijtel en [naam] . Eiser is niet verschenen.

Overwegingen van de rechtbank

2.
Griffierecht beide zaken
Eiser heeft vanwege betalingsonmacht in beide zaken verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht. De rechtbank is van oordeel dat eisers verzoek kan worden toegewezen omdat is gebleken dat hij niet beschikt over een inkomen van minimaal 95% van de bijstandsnorm.
21/4634 PW
3.1.
Feiten waar de rechtbank van uitgaat
Op 24 januari 2021 heeft eiser zich gemeld bij Orionis om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van een marktonderzoek ter verkrijging van een uitkering op grond van de Bbz 2004.
Met een brief van 24 februari 2021 heeft Orionis eiser een hersteltermijn geboden tot
9 maart 2021 voor het overleggen van ontbrekende bewijsstukken om zijn aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Met een brief van 4 maart 2021 heeft eiser hierop gereageerd, zonder de gevraagde bewijsstukken te overleggen. Vervolgens heeft Orionis de bestreden besluitvorming genomen, uiteindelijk leidend tot deze beroepsprocedure.
3.2.
Grondslag bestreden besluit
Aan het bestreden besluit heeft Orionis ten grondslag gelegd dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van een marktonderzoek, omdat er geen stukken zijn overgelegd die onderbouwen voor welk bedrag bijzondere bijstand wordt gevraagd en die de noodzaak van de te maken kosten onderbouwen. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.3.
Beroepsgronden
Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat een marktonderzoek niet geschikt is om te bepalen of eiser recht heeft op een Bbz-uitkering en dat dit ten onrechte in het verslag van het IMK staat vermeld.
3.4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of Orionis terecht en op goede gronden eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een marktonderzoek heeft afgewezen.
Bewijslast
4.2.
Iemand die bijstand aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op de aangevraagde bijstandsuitkering. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Daarna moet de bijstandverlenende instantie in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid controleren.
Bijzondere bijstand
4.3.
De rechtbank overweegt dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst moet worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het college een zekere beoordelingsvrijheid. [1] Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere omstandigheden is dan aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatstgenoemd kader moet worden beoordeeld. Degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. [2]
4.4.
Ter zitting heeft Orionis desgevraagd bevestigd dat voor de kosten van een marktonderzoek geen bijzondere bijstand is verleend, omdat niet kan worden beoordeeld of de kosten zich voordoen (vraag 1).
4.5.
Uit het dossier komt naar voren dat Orionis naar aanleiding van eisers aanvraag aanvullende gegevens heeft opgevraagd met betrekking tot de kosten van het marktonderzoek waar eiser bijzondere bijstand voor aanvraagt. De rechtbank stelt vast dat eiser de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. Verder staat vast dat Orionis tweemaal het IMK heeft ingeschakeld voor het doen van een onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf dat eiser wilde opstarten, maar dat eiser hieraan onvoldoende heeft meegewerkt. Uit het advies van het IMK van 10 maart 2021 én de communicatie van eiser met Orionis en het IMK in het dossier komt een beeld naar voren van een aanvrager die enkel onder zijn eigen voorwaarden een bedrijf wil opstarten en niet wil meewerken aan een objectief onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf door het IMK. Het is echter aan het IMK om te bepalen waar zij vragen over hebben niet aan eiser om hieraan voorwaarden te stellen. Eiser heeft dan ook niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Bovendien heeft Orionis ter zitting aangegeven dat een marktonderzoek nooit een eis is geweest die aan eiser is gesteld. Dat eiser vervolgens ook geen andere instantie heeft aangedragen die hem kan/wil begeleiden bij het beoordelen van de levensvatbaarheid van het door hem op te starten bedrijf, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Al met al is er veel onduidelijk gebleven over het zich voordoen van de kosten en ook over het op te starten bedrijf. De rechtbank concludeert dan ook dat Orionis eisers aanvraag terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
5.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat bestreden besluit 1 in stand kan blijven. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
21/4225 PW
6.1.
Feiten waar de rechtbank van uitgaat
Op 15 juli 2021 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd bij Orionis voor de kosten van rechtshulp (griffierecht) in het kader van een voorlopige voorziening. Eiser heeft hierbij een factuur van zijn toenmalige gemachtigde overgelegd van € 49,-. Dit heeft geleid tot de bestreden besluitvorming en uiteindelijk deze beroepsprocedure.
6.2.
Grondslag bestreden besluit
Aan het bestreden besluit heeft Orionis ten grondslag gelegd dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht, omdat eiser buiten de kring van rechthebbenden uit artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet valt. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
6.3.
Beroepsgronden
Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat hij wél rechtmatig verblijft in Nederland en dat hij dus gelijkgesteld kan worden met een in Nederland woonachtige Nederlander op grond van artikel 11 van de Participatiewet, waardoor hij voor bijstandsverlening in aanmerking komt, zoals hier aangevraagd voor de kosten van griffierecht.
6.4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
7.
Beoordeling door de rechtbank
7.1.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of Orionis terecht en op goede gronden eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht heeft afgewezen.
Bewijslast
7.2.
Voor de vaste rechtspraak over de bewijslast bij een aanvraag om bijstand verwijst de rechtbank naar overweging 4.2.
Bijzondere bijstand
7.3.
Voor de vaste rechtspraak over het toetsingskader bij een aanvraag om bijzondere bijstand verwijst de rechtbank naar overweging 4.3.
7.4.
De rechtbank overweegt dat in artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, gelijkgesteld wordt de hier te lande woonachtige vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn 2004/38/EG. De rechtbank leidt uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:607, af dat eisers hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2021 bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 augustus 2021 ongegrond is verklaard. Dit betekent dat het besluit van de staatssecretaris van 23 maart 2021 inmiddels in rechte vaststaat. In dat besluit heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit, enig andere bepaling en evenmin op grond van het Benelux verdrag.
7.5.
Eisers aanvraag dateert van 15 juli 2021. Op die datum had eiser geen rechtmatig verblijf (meer) in Nederland. Niet gebleken is dat er iets is veranderd aan de verblijfsrechtelijke situatie van eiser. De rechtbank stelt vast dat de besluitvorming van de staatssecretaris (IND) leidend is omtrent de verblijfsrechtelijke status van eiser. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat Orionis eiser terecht bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht heeft geweigerd.
8.
Conclusie en gevolgen
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat bestreden besluit 2 in stand kan blijven. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Participatiewet
Artikel 11:
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
2. Met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld de hier te lande woonachtige vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere hier te lande woonachtige vreemdelingen dan de in het tweede lid bedoelde voor de toepassing van deze wet met een Nederlander gelijk worden gesteld:
a. ter uitvoering van een verdrag dan wel van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, of
b. indien zij, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdeel g of h, van die wet en zij aan de in die algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden voldoen.
Artikel 35, eerste lid:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag (…) de studietoeslag (…), het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm (…). Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Bbz 2004
Artikel 2, derde lid, aanhef en onder b:
Bijstandsverlening aan een persoon die algemene bijstand ontvangt, die voornemens is een bedrijf of zelfstandig beroep te beginnen en zich in verband hiermee niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking kan gedurende een voorbereidingsperiode van ten hoogste 12 maanden worden voortgezet. In een zodanig geval is de belanghebbende verplicht mee te werken aan door het college aangewezen begeleiding.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2531.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.