ECLI:NL:RBZWB:2023:5598
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de WW-uitkering en de beschikbaarheid voor arbeid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) per 1 juli 2022. Eiser, die eerder in loondienst werkte, had een WW-uitkering aangevraagd na zijn werkloosheid op 1 februari 2021. Het UWV heeft zijn uitkering stopgezet omdat eiser niet beschikbaar was voor passend werk. De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn echtgenote en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
Eiser heeft tijdens zijn werkloosheid aangegeven dat hij eigenaar is van een minicamping en dat hij daar tijd aan besteedt. Hij heeft echter niet voldaan aan de verplichting om beschikbaar te zijn voor 40 uur werk per week, wat een voorwaarde is voor het behoud van de WW-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet bereid was om zijn werkuren uit te breiden en dat hij zijn tijd liever aan de camping besteedde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de WW.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV op goede gronden de WW-uitkering heeft ingetrokken, omdat eiser zich niet beschikbaar stelde voor de arbeidsmarkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de WW-uitkering geen gegarandeerde uitkering is, maar een vangnet dat aan voorwaarden is gebonden. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks op 10 augustus 2023.