ECLI:NL:RBZWB:2023:5598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de WW-uitkering en de beschikbaarheid voor arbeid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) per 1 juli 2022. Eiser, die eerder in loondienst werkte, had een WW-uitkering aangevraagd na zijn werkloosheid op 1 februari 2021. Het UWV heeft zijn uitkering stopgezet omdat eiser niet beschikbaar was voor passend werk. De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn echtgenote en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

Eiser heeft tijdens zijn werkloosheid aangegeven dat hij eigenaar is van een minicamping en dat hij daar tijd aan besteedt. Hij heeft echter niet voldaan aan de verplichting om beschikbaar te zijn voor 40 uur werk per week, wat een voorwaarde is voor het behoud van de WW-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet bereid was om zijn werkuren uit te breiden en dat hij zijn tijd liever aan de camping besteedde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de WW.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV op goede gronden de WW-uitkering heeft ingetrokken, omdat eiser zich niet beschikbaar stelde voor de arbeidsmarkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de WW-uitkering geen gegarandeerde uitkering is, maar een vangnet dat aan voorwaarden is gebonden. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks op 10 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5010 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J.J. Verhoeven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) per 1 juli 2022.
Met het bestreden besluit van 22 september 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn echtgenote en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser heeft in loondienst gewerkt bij [naam werkgever 1] voor 36 uur per week. Op 1 februari 2021 is hij werkloos geworden. Bij besluit van 26 januari 2021 heeft hij een uitkering op grond van de WW ontvangen. De uitkering loopt van 1 februari 2021 tot en met 31 januari 2023.
Tijdens een gesprek met het UWV Werkbedrijf op 17 februari 2021 heeft eiser aangegeven dat hij eigenaar is van de minicamping [naam camping] en dat hij bezig is met uitbreiding hiervan. Hij hoopt over een jaar hier volledig zijn inkomsten uit te kunnen halen. Dit was niet doorgegeven bij de WW-aanvraag.
Op 31 maart 2021 heeft een inspecteur van het UWV met eiser gesproken. Eiser heeft aangegeven dat hij vanaf 22 maart 2021 drie dagen in de week (voor totaal 24 uur) werkt via [naam uitzendbureau]. Verder heeft hij aangegeven dat hij gemiddeld 1,5 dag per week aan zijn eigen camping besteedt. Hij had er bij de WW-aanvraag niet aan gedacht dat de camping onder andere werkzaamheden zou vallen, daarom had hij dit niet doorgegeven.

De toekenning van de WW-uitkering is gewijzigd bij besluit van 9 juni 2021.

Tijdens gesprekken met het UWV op 21 en 22 juni 2021 heeft eiser aangegeven niet op zoek te zijn naar aanvullend werk, naast de 24 uur die hij werkt en de uren die hij besteedt aan de camping.
Eiser heeft zich per 8 oktober 2021 ziekgemeld. Vanaf 7 januari 2022 ontving hij een uitkering op grond van de Ziektewet. Per 17 januari 2022 is hij volgens de verzekeringsarts weer arbeidsgeschikt.
Bij besluit van 21 maart 2022 is de WW-uitkering stopgezet, omdat eiser heeft aangegeven dat hij een nieuwe baan had gevonden en op 1 maart 2022 is gaan werken. Daarnaast heeft eiser aangegeven dat hij voor de overige uren geen werk kan aanvaarden. In dat geval wordt berekend met een fictief bedrag aan inkomsten. De fictieve inkomsten en de inkomsten uit werk zijn samen hoger dan 87,5% van het maandloon. Daarom eindigt de WW-uitkering vanaf 1 maart 2022.
Eiser heeft telefonisch contact opgenomen met het UWV en aangegeven dat hij wel voor 40 uur beschikbaar is. Daarop heeft het UWV besloten eiser nog een kans te geven. Het besluit van 21 maart 2022 is vervolgens ingetrokken op 19 april 2022.
Op 11 juli 2022 heeft het UWV opnieuw gesproken met eiser. Eiser gaf wederom te kennen dat hij alleen beschikbaar was voor uitbreiding van de werkzaamheden als zelfstandig ondernemer op de camping en niet voor werkzaamheden in loondienst.
Bij het primaire besluit van 5 augustus 2022 heeft het UWV eisers WW-uitkering ingetrokken. Het UWV heeft aangegeven dat eiser had verklaard dat hij een nieuwe baan had gevonden en dat hij op 14 februari 2022 is gaan werken. Daarnaast heeft hij voor de overige uren voorlopig geen werk kunnen aanvaarden. In dat geval wordt berekend met een fictief bedrag aan inkomsten. De fictieve inkomsten en de inkomsten uit werk zijn samen hoger dan 87,5% van het maandloon. Daarom eindigt de WW-uitkering vanaf 1 juli 2022.
Tegen dit besluit heeft eiser tijdig bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bestreden besluit
3. Het UWV heeft aangegeven dat vanaf het moment dat eiser een aanvraag doet voor een WW-uitkering daar een aantal plichten bij horen. Een van de voorwaarden om recht te hebben op een WW-uitkering is dat eiser beschikbaar is om passend werk te accepteren. De WW-uitkering is gebaseerd op 40 uur werk per week. Sinds 14 februari 2022 werkt eiser voor 24 uur per week bij [naam werkgever 2]. Eiser is niet bereid dit uit te breiden naar meer uren. Hij is niet beschikbaar voor een baan in loondienst en solliciteert enkel omdat dit moet van het UWV. Op basis van deze informatie is het fictief inkomen berekend en is vastgesteld dat het fictief inkomen meer bedraagt dan 87,5% van het maandloon. Daarom is de WW-uitkering per 1 juli 2022 stopgezet.

Beroepsgronden

4. Eiser stelt dat zijn WW-uitkering ten onrechte is stopgezet. Hij wijst erop dat hij na zijn ontslag een WW-uitkering heeft aangevraagd. Daarnaast werkte hij op zijn camping [naam camping]. Hij hoopte op korte termijn een vergunning voor uitbreiding van deze camping te krijgen. Dit is echter nog niet gebeurd. Het UWV heeft geen begrip voor het feit dat eiser verder wil met de camping om daar zijn inkomsten uit te behalen. Het UWV heeft ook niet geholpen met de vergunningaanvraag voor de camping.
Om wat afleiding te hebben is eiser drie dagen in de week gaan werken.
In corona-tijd moest de camping dicht. Met de kinderen ging het slecht op school door thuisstudie. Eiser had aangegeven niet meer dan drie dagen te kunnen werken om dit allemaal wat tijd te geven. Hij heeft zich ziekgemeld en met de arts afgesproken dat hij drie dagen zou blijven werken en de overige twee dagen vrijgesteld zou zijn. Na drie maanden is hij weer hersteld verklaard en moest hij weer 40 uur per week werken.
Vanuit de toeslagenaffaire is toegezegd dat het UWV zijn uitkering niet mocht stopzetten. Het UWV moet rekening houden met toeslagaffaire-ouders.
Oordeel van de rechtbank
5.1
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
5.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De WW-uitkering
6. De rechtbank stelt vast dat eiser voorafgaand aan de werkloosheid een dienstverband had voor 36 uur per week. Ter zitting is door de gemachtigde van het UWV aangegeven dat het aantal gewerkte uren is nagerekend en dat dit 40 uur per week bleek te zijn. Daar is bij de toekenning van de WW-uitkering ook van uitgegaan.
Eiser is nadat hij werkloos is geworden, weer voor 24 uur per week in loondienst gaan werken. Hij heeft een aanvullende WW-uitkering voor 16 uur per week ontvangen. De rechtbank zal bij de beoordeling van het geschil hier ook van uitgaan.
Beëindiging van de WW-uitkering
7.1
De rechtbank stelt vast dat uit het primaire besluit en het bestreden besluit niet eenduidig blijkt wat de grondslag voor beëindiging van de WW-uitkering is geweest.
7.2
Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV desgevraagd bevestigd dat de grondslag voor de beëindiging van de WW-uitkering is gelegen in het feit dat eiser niet bereid is passende arbeid te aanvaarden. [1]
7.3
Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW is werkloos de werknemer die beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. Ter beoordeling staat of eiser beschikbaar was om arbeid te aanvaarden als hiervoor bedoeld.
7.4
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] kan aan het begrip “beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden” geen normering worden ontleend met betrekking tot de omvang van die beschikbaarheid of met betrekking tot de plaats en de aard van die arbeid op de arbeidsmarkt. Het begrip geeft een feitelijke toestand weer waarin de werknemer verkeert. Indien er overigens geen feiten en omstandigheden vallen aan te wijzen waaruit zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat een werknemer niet beschikbaar is om arbeid te aanvaarden en het UWV desondanks op grond van houding en gedrag van de betrokken werknemer tot een niet-beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden wenst te concluderen, zal in zo een geval ondubbelzinnig vast moeten staan dat de betrokken werknemer door houding en gedrag te kennen heeft gegeven dat hij zich niet voor arbeid op de arbeidsmarkt beschikbaar stelt, noch wil stellen. Tevens heeft de CRvB in zijn rechtspraak tot uitdrukking gebracht dat bij de toepassing van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW geen rol speelt of de betrokkene ten aanzien van zijn of haar opstelling iets valt te verwijten, omdat het bij dit artikelonderdeel slechts gaat en slechts kan gaan om de beoordeling van de feitelijke situatie waarin iemand zich verkeert.
7.5
Eisers houding en gedrag wijzen erop dat hij van plan noch bereid is om naast de 24 uren per week die hij in loondienst werkt, ook nog 16 uren te gaan werken. Hij heeft tijdens diverse gesprekken met het UWV duidelijk gemaakt dat hij de tijd die hij over heeft in zijn eigen camping wil steken. De rechtbank wijst in dit kader op het gesprek van 17 februari 2021 dat eiser met zijn werkadviseur had, het gesprek van 31 maart 2021 dat eiser met de inspecteur van het UWV had, de gesprekken die vermeld staan in het werkplan van 18 maart 2022 (gehouden op 21 juni 2021, 8 oktober 2021 en 18 maart 2022) en het gesprek van 11 juli 2022 dat eiser had met adviseur werk [naam adviseur]. Ook in de bezwaarfase heeft eiser te kennen gegeven geen 40 uur per week te willen werken in loondienst. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij niet meer dan 24 uur per week in loondienst wil werken.
7.6
Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij de WW-uitkering als een recht ziet omdat hij premies heeft betaald. Anders dan eiser meent is de WW-uitkering echter geen gegarandeerde uitkering, maar een vangnetbepaling. Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen dient de betrokkene aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Een van de voorwaarden is het trachten passende arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Nu eiser hersteld is verklaard na een periode van ziekte, is er voor hem geen reden om niet aan deze voorwaarden te hoeven voldoen.
7.7
In het beroepschrift heeft eiser aangegeven dat vanuit de toeslagaffaire is toegezegd dat het UWV zijn WW-uitkering niet mocht intrekken en dat het UWV rekening moet houden met toeslagaffaire-ouders. Het is de rechtbank, ook met de door eiser ter zitting gegeven toelichting, niet duidelijk geworden hoe eisers beroep op de toeslagaffaire geduid moet worden. Daarbij komt dat eiser ter zitting heeft verklaard geen gedupeerde te zijn van de toeslagaffaire en dat hij zijn schulden heeft afgelost. De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom verder onbesproken laten.
Conclusie
7.8
Nu gelet op eisers houding en gedrag ondubbelzinnig vaststaat dat hij zich niet beschikbaar stelt voor arbeid op de arbeidsmarkt, noch wil stellen, heeft eiser zich niet aan de verplichtingen uit de WW gehouden. Dat betekent dat het UWV op goede gronden eisers (aanvullende) WW-uitkering heeft ingetrokken. [3]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 10 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage - wettelijk kader

Werkloosheidswet
Artikel 16, eerste lid,
Werkloos wordt de werknemer die:
a. in een kalenderweek ten minste vijf arbeidsuren minder heeft dan zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek of een aantal arbeidsuren heeft dat ten hoogste gelijk is aan de helft van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek; en
b. beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
Artikel 20
1. Het recht op uitkering eindigt:
a. met ingang van de dag waarop de werknemer geen recht op uitkering meer heeft op grond van artikel 19;
b. met ingang van de dag waarop de voor de werknemer geldende uitkeringsduur is verstreken;
c. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer niet meer werkloos is omdat hij inkomen geniet dat, na vermenigvuldiging met de factor C / D, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen a en b, meer dan 87,5% van het maandloon bedraagt;
d. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer, die weer arbeid verricht en die daardoor minder dan vijf uur arbeidsurenverlies als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, heeft, een aanvraag tot eindiging van het recht op WW-uitkering heeft ingediend.
Artikel 22a
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet het UWV een dergelijk besluit of trekt het dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 24, 25 of 26 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
b. indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 25 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op uitkering bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien
Artikel 24, eerste lid,
De werknemer voorkomt dat hij:
a. verwijtbaar werkloos wordt;
b. werkloos is of blijft, doordat hij:
1. in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen;
2. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;
3. door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt; of
4. in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.

Voetnoten

1.Artikelen 16, eerste lid, 24, eerste lid, aanhef en onder b, juncto artikel 22a, eerste lid, van de WW.
2.Bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2016:1203.
3.Op grond van artikel 22a, eerste lid, van de WW.