4.1De rechtbank is op de hoogte van het geschil tussen partijen over een handhavingsbesluit met betrekking tot dezelfde overtredingen, waarbij het college eiseres een last onder dwangsom heeft opgelegd. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of het college het handhavingsverzoek van eiseres mocht afwijzen. De rechtbank zal niet (opnieuw) beoordelen of het college eiseres een last op mocht leggen.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het verzoek om handhaving zich richt tegen zowel de permanente bewoners die in de BRP ingeschreven staan als degenen die daarin niet zijn opgenomen. Verder is aangevoerd dat in de Beleidsnotitie wordt uitgegaan van handhavend optreden tegen de individuele overtreders. Dit volgt uit de artikelen 4 en 6 van de Beleidsnotitie. Door middel van toepassing van artikel 6, waarin een hardheidsclausule is opgenomen, kan maatwerk worden verricht. Het argument van het gebrek aan handhavingscapaciteit gaat niet op omdat daarin al in de Beleidsnotitie is voorzien.
7. Het college heeft in beroep aangevoerd dat de afwijzing van het verzoek om handhaving niet in strijd is met het beleid zoals neergelegd in de Beleidsnotitie. Hierin is immers nergens expliciet vermeld tegen wie kan worden opgetreden. Verder heeft het college aangevoerd dat het niet de mankracht heeft om 125 handhavingstrajecten op te starten en te doorlopen. Het college mag in dat geval prioriteiten stellen in het kader van de handhaving. Om die reden heeft het college eiseres aangeschreven om een einde te maken aan de overtreding, en niet de individuele bwoners.
Is er sprake van een overtreding? Zijn de bewoners aan te merken als overtreder?
8. Op de camping is bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ van toepassing. De gronden waarop de camping ligt hebben hierin de bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ en (onder andere) de functie-aanduiding ‘kampeerterrein’. Het bestemmingsplan verbiedt permanent wonen op deze gronden.Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning in strijd met het bestemmingsplan is. Verder zijn partijen het er over eens dat er sprake is van een overtreding in geval van permanente bewoning. Ook is niet in geschil dat zeker 125 personen of gezinnen in strijd met het bestemmingsplan permanent op de camping wonen. Ook het college gaat er daarbij van uit dat het gaat om het permanent wonen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat de individuele overtreders ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (Brp). Ook personen die niet in de Brp staan ingeschreven, maar wel permanent wonen op de camping zijn als overtreders aan te merken.
De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak van 27 juni 2022 vastgesteld dat eiseres als overtreder kan worden aangemerkt. Dit geldt echter ook voor de bewoners van de recreatieverblijven. Zij wonen immers permanent in verblijven die bedoeld zijn voor recreatie. Dit betekent dat het college op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder aanhef en onder c, van de Wabo bevoegd is om handhavend op te treden tegen het gebruik van deze 125 recreatiemiddelen, nu daarvoor niet de vereiste omgevingsvergunning is verleend. Daartoe kunnen ook de bewoners worden aangeschreven.
Beginselplicht tot handhaving
9. In de jurisprudentie wordt een beginselplicht tot handhaving aangenomen. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het bestuursorgaan van deze plicht afwijken. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Indien concreet zicht op legalisering bestaat van de begane overtreding, krijgen de belangen van de overtreder (of andere belanghebbenden) bij voortzetting van de bestaande toestand zozeer de overhand dat er geen plaats is voor handhavend optreden. De legalisering moet wel voldoende zeker zijn. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhavend optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
Is er een concreet zicht op legalisering?
10. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van (concreet) zicht op legalisering. Het college wil niet meewerken aan een wijziging van het bestemmingsplan en heeft beleid vastgesteld in de beleidsnotitie ‘Handhaving recreatieparken permanente bewoning 2020’ (de Beleidsnotitie) waarin het uitgangspunt is vastgelegd dat binnen de gemeente Rucphen handhaving op onrechtmatig gebruik van woningen met een recreatieve bestemming plaatsvindt.
Mocht het college afzien van handhavend optreden?
11. De bevoegdheid om handhavend op te treden is een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om te beslissen tegen wie handhavend wordt op te treden. Het college heeft deze ruimte ingekaderd door het opstellen van de Beleidsnotitie. Het doel van handhaving is om niet recreatief gebruik van recreatieverblijven zoveel als mogelijk te beperken. Verder is het doel ook om een structurele oplossing te vinden voor personen met de achterliggende hulpvraag die verblijven op een recreatiepark. In de Beleidsnotitie zijn uitgangspunten opgenomen die worden gehanteerd bij het handhavend optreden in deze. In artikel 4 van de Beleidsnotitie wordt uiteengezet welke stappen moeten worden gezet om op te treden tegen bewoners die permanent wonen op een recreatiepark. Verder is in artikel 6 een hardheidsclausule opgenomen die eveneens gericht is op de bewoners van de recreatieverblijven.
Evenals de voorzieningenrechter in haar uitspraak van 27 juni 2022 gaat de rechtbank er van uit dat er in de Beleidsnotitie van uit lijkt te worden gegaan dat de individuele bewoners moeten worden aangeschreven om een einde te maken aan de overtreding. Dit sluit overigens niet uit dat ook eigenaren van een recreatiepark kunnen worden aangeschreven voor dat doel. Het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen de individuele bewoners is naar het oordeel van de rechtbank in lijn met het beleid zoals dat door het college zelf is opgesteld. Onder deze omstandigheden mag van het college worden verwacht dat voldoende gemotiveerd wordt waarom dan toch van handhaving tegen de individuele bewoners wordt afgezien. Het college wijkt immers af van zijn eigen beleidslijn. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt deze motivering. Het beroep is gegrond.
12. Aan de afwijzing van het handhavingsverzoek is ook ten grondslag gelegd dat het college niet de mankracht heeft om 125 handhavingstrajecten simultaan op te starten en te doorlopen. Daarom heeft het college ervoor gekozen om eiseres aan te schrijven. In dat geval is slechts een handhavingstraject noodzakelijk. De rechtbank begrijpt dit standpunt aldus dat eiseres hiermee een bijzondere omstandigheid aanvoert waarom van handhaving tegen de individuele bewoners moet worden afgezien.
Aan het college kan worden toegegeven dat het in het kader van doelmatige handhaving prioriteiten mag stellen. Hierin is in de Beleidsnotitie echter voorzien. Er is immers voorzien in een regeling tot gefaseerd handhavend optreden. De rechtbank wijst op artikel 4 van de Beleidsnotitie. Het gebrek aan handhavingscapaciteit is daarom geen bijzonder omstandigheid waarom van handhaving kan worden afgezien. Het beroep is gegrond.