ECLI:NL:RBZWB:2023:5305

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23-001701
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift tot opheffing van beslag op voertuig in verband met witwasverdenking

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, een B.V., een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen een beslag dat was gelegd op een Toyota, waarvan klaagster de eigenaar zou zijn. De behandeling vond plaats in raadkamer op 14 juli 2023, waarbij de officier van justitie en de gemachtigd raadsvrouw van klaagster, mr. S.P.H. Brinkman, aanwezig waren. Klaagster was niet verschenen, maar een belanghebbende was wel aanwezig.

Klaagster voerde aan dat zij de rechtmatige eigenaar van de Toyota was, onderbouwd met een factuur van de aankoop en het kentekenbewijs. De officier van justitie betwistte echter de eigendom van klaagster en stelde dat er onjuistheden in de overgelegde documenten stonden, waardoor het vermoeden bestond dat klaagster niet de eigenaar was. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag, gezien de lopende onderzoeken naar witwaspraktijken.

De rechtbank concludeerde dat klaagster niet als redelijkerwijs rechthebbende op het voertuig kon worden aangemerkt, en dat het beslag moest blijven voortduren. De beslissing werd genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. D. van Spelde, en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-299097-22
rk.nummer: 23-001701
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster] B.V.
gevestigd aan de [adres]
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te Tilburg, op het adres Ringbaan-West 195-197, 5037 PB Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Toyota, type Aygo en voorzien van het [kenteken] (hierna: Toyota).
  • het klaagschrift, ingediend op 18 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 25 mei 2023 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, mr. S.P.H. Brinkman als gemachtigd raadsvrouw van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
[belanghebbende] is (ook namens [bedrijf] B.V.) bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster de eigenaar van de Toyota is. Klaagster heeft daartoe een factuur overlegd waaruit blijkt dat de Toyota op 10 november 2022 door klaagster is gekocht. Tevens is het kentekenbewijs in bezit van klaagster. De Toyota was in het pand van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) aanwezig, omdat klaagster aan [bedrijf] de opdracht had verstrekt om de Toyota te voorzien van een Nederlands kenteken. Klaagster is als rechthebbende van de Toyota aan te merken en het strafvorderlijk belang verzet zich niet tegen teruggave. In raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de politie gedurende het onderzoek enkel heeft gezocht naar onregelmatigheden, maar niet heeft onderzocht of het voertuig van de heer [belanghebbende] is. De onjuiste gegevens op de verkoopfactuur doen daarnaast geen afbreuk aan de aankoop en betaling door klaagster en de tenaamstelling van de Toyota op naam van klaagster. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat niet duidelijk is waarom de Toyota niet terug is gegeven aan klaagster, terwijl andere goederen wel teruggegeven zijn aan andere personen
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat klaagster niet buiten redelijke twijfel als eigenaar kan worden aangemerkt en dat het klaagschrift derhalve ongegrond dient te worden verklaard. De officier van justitie voert daartoe aan dat klaagster aan haar raadsvrouw andere documenten heeft verstrekt dan aan het onderzoeksteam. Deze documenten bevatten tevens onjuiste gegevens. Daarmee bestaat het vermoeden dat klaagster niet de eigenaar van de Toyota is. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het feit dat bij enkele andere klagers wel is overgegaan tot teruggave van inbeslaggenomen goederen, blijkt dat het openbaar ministerie zorgvuldig bekijkt welke goederen tot de eigenaar terug te brengen zijn. Dit is in onderhavig geval niet anders.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Uit het verhandelde in raadkamer begrijpt de rechtbank dat er uitsluitend klassiek beslag op de Toyota is gelegd en dat er geen sprake is van conservatoir beslag. De rechtbank zal daarom uitsluitend het conservatoire beslag beoordelen.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan klaagster vooralsnog niet als redelijkerwijs rechthebbende op het voertuig worden aangemerkt. De Toyota is niet onder klaagster in beslag genomen en de door klaagster overlegde stukken bevatten onjuistheden. Onder deze omstandigheden zou het voertuig bij het ontbreken van een strafvorderlijk belang terug moeten worden gegeven aan de beslagene en niet aan klaagster. Van een dergelijke situatie is echter geen sprake nu er naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk een strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag bestaat. De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier volgt dat er sprake is van een witwasverdenking en de officier van justitie heeft aangegeven dat het onderzoek ten aanzien van deze verdenking en de Toyota in het kader van de waarheidsvinding nog niet is afgerond.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 juli 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).