ECLI:NL:RBZWB:2023:5303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23-001763
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname Volkswagen

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.P.H. Brinkman, heeft verzocht om opheffing van het beslag op een Volkswagen Golf, die volgens hem zijn eigendom is. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond is, omdat klager niet de daadwerkelijke eigenaar van het voertuig zou zijn. Tijdens de behandeling in raadkamer op 14 juli 2023 is klager niet verschenen, maar was er wel een vertegenwoordiger van [bedrijf1] B.V. aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenaamstelling van de Volkswagen op 29 november 2022 heeft plaatsgevonden, maar dat deze aanvraag door [bedrijf1] B.V. is gedaan, waarbij klager gemachtigd was. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw van klager gehoord, die stelde dat er geen aanwijzingen zijn dat de Volkswagen aan klager toebehoort met het doel om de uitwinning te bemoeilijken. De officier van justitie heeft echter betoogd dat klager niet betrokken was bij de aankoop van de Volkswagen en dat er twijfels zijn over zijn eigendom, onderbouwd met bewijsstukken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het klaagschrift ongegrond is, omdat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag. Er zijn aanwijzingen van witwaspraktijken en het onderzoek naar de eigendom van de Volkswagen is nog niet afgerond. De rechtbank heeft daarom besloten het klaagschrift te verwerpen en het beslag te handhaven, met de overweging dat klager niet als redelijkerwijs rechthebbende kan worden aangemerkt. De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. D. van Spelde, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-299097-22
rk.nummer: 23-001763
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1985
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te Tilburg, op het adres Ringbaan-West 195-197, 5037 PB Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf en voorzien van het [kenteken] (hierna: Volskwagen).
  • het klaagschrift, ingediend op 18 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de raadskamerbehandeling op 25 mei 2023 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax en mr. S.P.H. Brinkman als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
[belanghebbende] is (ook namens [bedrijf1] B.V.) bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar van de Volkswagen is, hetgeen blijkt uit het kentekenbewijs en de aankoopfactuur. De tenaamstelling van de Volkswagen heeft op 29 november 2022 plaatsgevonden. De tenaamstelling is daags voor de inbeslagname aangevraagd door [bedrijf1] B.V. (hierna: [bedrijf1] ) en klager had [bedrijf1] hiertoe gemachtigd. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave. Bovendien bestaan er geen aanwijzingen dat de Volkswagen aan klager toebehoort met het kennelijke doel de uitwinning van de auto te bemoeilijken of te verhinderen. In raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er voldoende tijd is geweest om onderzoek te verrichten. Een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer is hoogst onwaarschijnlijk. Het feit dat de feitelijke koop en betaling van de Volkswagen zijn verricht door de broer van klager [naam] , doet niets af aan het feit dat klager de eigenaar van het voertuig is. Naast het kentekenbewijs en de aankoopfactuur, toont ook de aangifte van de aanschafbelasting aan dat klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat niet duidelijk is waarom de Audi niet terug is gegeven aan klager, terwijl andere goederen wel teruggegeven zijn aan andere personen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Daartoe voert zij aan dat uit onderzoek volgt dat klager, behalve het ondertekenen van de RDW-machtiging, niet betrokken was bij de aankoop van de Volkswagen. De broer van klager heeft het voertuig betaald en geleverd gekregen. [bedrijf2] V.O.F. heeft bovendien verklaard dat klager nooit bij hen is geweest. De aangifte voor de aanschafbelasting op naam van klager, is bovendien met een andere handtekening ondertekend dan de daadwerkelijke handtekening van klager. Uit deze feiten en omstandigheden rijst het vermoeden dat klager niet de eigenaar is van de Volkswagen. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het feit dat bij enkele andere klagers wel is overgegaan tot teruggave van inbeslaggenomen goederen, blijkt dat het openbaar ministerie zorgvuldig bekijkt welke goederen tot de eigenaar terug te brengen zijn. Dit is in onderhavig geval niet anders.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Uit het verhandelde in raadkamer begrijpt de rechtbank dat er uitsluitend klassiek beslag op de Volkswagen is gelegd en dat er geen sprake is van conservatoir beslag. De rechtbank zal daarom uitsluitend het conservatoire beslag beoordelen.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan klager vooralsnog niet als redelijkerwijs rechthebbende van het voertuig worden aangemerkt. De Volkswagen is niet onder klager in beslag genomen. De registratie in het RDW als kentekenhouder sluit niet aan op de feitelijke gang van zaken rondom de aankoop van het voertuig. Ook de handtekening onder de aangifte aanschafbelasting wijkt af van de handtekening van klager. Onder deze omstandigheden zou het voertuig bij het ontbreken van een strafvorderlijk belang terug moeten worden gegeven aan de beslagene en niet aan klaagster. Van een dergelijke situatie is echter geen sprake nu er naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk een strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag bestaat. De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier volgt dat er sprake is van een witwasverdenking en dat volgens de informatie van de officier van justitie het onderzoek ten aanzien van deze verdenking en de eigendom van Volkswagen in het kader van de waarheidsvinding nog niet is afgerond.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 juli 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).