ECLI:NL:RBZWB:2023:5248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_682
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsuitkering en bijzondere bijstand door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had aanvragen ingediend voor een bijstandsuitkering en bijzondere bijstand, maar deze aanvragen werden door het college afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep dat de eiser had ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 4 januari 2022 een aanvraag voor bijstandsuitkering had ingediend, maar dat hij tweemaal niet was verschenen op gesprekken waarvoor hij was uitgenodigd. Het college had de aanvragen afgewezen op basis van het niet verschijnen van de eiser, wat volgens de rechtbank niet te verwijten was aan het college. De eiser had ook een nieuwe aanvraag ingediend op 24 maart 2022, maar ook deze werd afgewezen omdat het college had vastgesteld dat de eiser zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Tilburg had.

De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij op het opgegeven adres woonachtig was en dat het centrum van zijn maatschappelijk leven zich daar bevond. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/682

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college).

Inleiding

Met het besluit van 22 maart 2022 (primair besluit I) heeft het college eisers aanvraag voor een bijstandsuitkering afgewezen.
Met het besluit van 10 mei 2022 (primair besluit II) heeft het college een nieuwe aanvraag van eiser voor een bijstandsuitkering afgewezen.
Met drie afzonderlijke besluiten van 10 mei 2022 (primaire besluiten III tot en met V) heeft het college eisers aanvragen voor bijzondere bijstand afgewezen.
Met het besluit van 8 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college eisers bezwaren tegen primaire besluiten I tot en met V ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
Aanvraag 1
1.1
Eiser heeft op 4 januari 2022 bij het college een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Daarbij heeft hij [adres] 343a te [plaatsnaam 1] opgegeven als uitkeringsadres. Er heeft een meldingsgesprek plaatsgevonden.
Bij brief van 13 januari 2022 heeft het college eiser verzocht om voor 27 januari 2022 aanvullende stukken in te leveren. Eiser heeft daarop diverse stukken overgelegd. Bij brief van 1 februari 2022 heeft het college laten weten niet alle stukken te hebben ontvangen waar om is verzocht. Eiser is gevraagd de ontbrekende stukken voor 8 februari 2022 te overleggen. Daarop heeft eiser bij e-mail van 2 februari 2022 aanvullende stukken overgelegd.
Bij besluit van 17 februari 2022 heeft het college een voorschot van € 900,- aan eiser toegekend. Bij besluit van 3 maart 2022 is ook nog een voorschot van € 500,- aan eiser toegekend.
Bij brief van 9 maart 2022 heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op 16 maart 2022. Tevens zijn aanvullende stukken bij eiser opgevraagd. Eiser is op 16 maart 2022 zonder bericht niet verschenen op de afspraak. Bij een waarneming op 16 maart 2022 is eiser niet gezien. Daarom heeft het college eiser bij brief van 16 maart 2022 nogmaals uitgenodigd voor een gesprek, ditmaal op 22 maart 2022. Ook is nogmaals om de stukken gevraagd. Ook op het gesprek van 22 maart 2022 is eiser echter zonder bericht niet verschenen.
Bij primair besluit I heeft het college de aanvraag van eiser aangewezen. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser tweemaal zonder afmelding niet is verschenen op een afspraak, waarmee hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Het verstrekte voorschot ter hoogte van € 1.400,- is van eiser teruggevorderd.
Aanvraag 2
1.2
Eiser heeft op 24 maart 2022 opnieuw een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Daarbij heeft hij wederom [adres] 343a te [plaatsnaam 1] opgegeven als uitkeringsadres.
Bij brief van 19 april 2022 heeft het college eiser verzocht om stukken in te leveren. Eiser heeft op 21 april 2022 een inlichtingenformulier en diverse stukken overgelegd.
Bij brief van 21 april 2022 heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op 29 april 2022. Eiser is zonder bericht niet verschenen op die afspraak. Daarom heeft het college hem bij brief van 29 april 2022 nogmaals uitgenodigd voor een gesprek. Op 4 mei 2022 heeft dat gesprek plaatsgevonden. Aansluitend heeft het college een huisbezoek afgelegd.
Bij primair besluit II heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat uit onderzoek is gebleken dat eiser zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Tilburg heeft.
Aanvragen bijzondere bijstand
1.3
Op 29 maart 2022 heeft eiser een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten ‘eigen bijdrage advocaat’ ter hoogte van € 156,- ingediend.
Op 20 april 2022 heeft eiser een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten ‘eigen bijdrage vaststelling contactregeling’ ter hoogte van € 315,- en griffierecht ter hoogte van € 50,- ingediend.
Op 9 mei 2022 heeft eiser een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten ‘eigen bijdrage advocaat’ ter hoogte van € 156,- ingediend.
Bij primaire besluiten III tot en met V heeft het college de aanvragen afgewezen, omdat uit onderzoek is gebleken dat eiser zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Tilburg heeft.
1.4
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen primaire besluiten I tot en met V. Bij het bestreden besluit heeft het college deze bezwaren ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
Aanvraag 1
2.1
Eiser voert aan dat hij niet is verschenen op de gesprekken waarvoor het college hem heeft uitgenodigd, omdat hij zijn post te laat gezien heeft. Hij was die week aan het werk in de regio [plaatsnaam 2] , als gevolg van de reisafstand en uit financiële overwegingen heeft hij de keuze gemaakt om bij zijn vriendin in [plaatsnaam 3] te verblijven. Dit is een ongelukkige samenloop van omstandigheden geweest. Er zat ook te weinig tijd tussen de twee uitnodigingen. Volgens eiser had het college bovendien voldoende gegevens om zijn recht op bijstand vast te stellen. Hij heeft contact gehouden met zijn consulent, deze heeft hem niet verteld dat hij onvoldoende gegevens zou hebben verstrekt. Eiser heeft in het afgelopen jaar veel contact gehad met het college, hij heeft aangetoond dat hij bereid is mee te werken door het verstrekken van inlichtingen. Ten onrechte is dan ook gesteld dat hij onvoldoende medewerking heeft verleend.
Aanvraag 2 en de aanvragen voor bijzondere bijstand
2.2
Eiser stelt dat het centrum van zijn leven zich ten tijde van de aanvragen afspeelde in zijn woning aan de [adres] 343a te [plaatsnaam 1] . Het zwaartepunt van zijn werkzaamheden in de buurt van [plaatsnaam 2] lagen net voor, in en na het weekend. Hij verbleef dan bij zijn vriendin in [plaatsnaam 3] , maar daarna ging eiser terug naar [plaatsnaam 1] . Soms bezocht hij zijn ex-partner, maar hij sliep in zijn woning. Al zijn persoonlijke eigendommen bevonden zich op de [adres] 343a. Uit de door eiser overgelegde gegevens blijkt dat hij in de periode van 5 april 2022 tot en met 22 augustus 2022 (3,5 maand) een verbruik van 245 kWh aan elektriciteit had. Volgens de Nibud-normen verbruikt een eenpersoonshuishouden gemiddeld 1.830 kWh en daarmee 152,50 kWh per maand. Eiser wijkt dus niet af van het landelijk gemiddelde. Volgens eiser is hiermee aannemelijk gemaakt dat hij woonachtig was op de [adres] 343a te [plaatsnaam 1] .
Beoordeling
Aanvraag 1
3.1
Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser tweemaal niet is verschenen op de gesprekken waarvoor het college hem heeft uitgenodigd. Niet in geschil is dat het college eiser bij brieven van 9 maart 2022 en 16 maart 2022 voor deze gesprekken heeft uitgenodigd. Dat eiser aan het werk was in de regio [plaatsnaam 2] en daarom bij zijn vriendin in [plaatsnaam 3] verbleef, maakt niet dat het niet verschijnen op de gesprekken hem niet te verwijten valt. Het is immers eisers eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat als hij enige tijd afwezig is en daardoor zijn post niet in de gaten kan houden, dit al dan niet met behulp van derden opgevangen wordt. Te meer nu hij een bijstandsaanvraag bij het college had ingediend en hij gelet op zijn voorgaande aanvragen (zie ook de zaak met nummer BRE 22/1679) wist dat het college hierover contact met hem zou opnemen. Eiser wordt evenmin gevolgd in zijn stelling dat de twee uitnodigingen te kort op elkaar zijn verzonden. Er zit een week tussen deze twee op woensdagen verzonden brieven en gelet op eisers verklaring dat hij met name voor, in en na het weekend bij zijn vriendin in [plaatsnaam 3] verbleef, zou hij deze dus op de tussenliggende weekdagen onder ogen gekregen moeten hebben.
3.2
Eisers stelling dat het college voldoende gegevens had om zijn recht op bijstand vast te stellen, kan niet worden gevolgd. Het college werpt eiser immers niet tegen dat hij onvoldoende gegevens zou hebben verstrekt, maar dat hij niet is verschenen op de afspraken waarvoor zij hem hebben uitgenodigd. Tijdens een gesprek zou het college eiser vragen kunnen stellen over de door hem overgelegde gegevens om deze op juistheid te controleren. Deze mogelijkheid heeft het college door het niet verschijnen van eiser niet gehad, waardoor het recht op bijstand niet vastgesteld kon worden. Dat eiser eerder wel heeft meegewerkt aan onderzoeken van het college doet daar niet aan af, nu dit niet wegneemt dat hij dat in dit geval niet heeft gedaan.
Aanvraag 2 en de aanvragen voor bijzondere bijstand
4.1
In geschil is of eiser heeft aangetoond dat hij ten tijde van zijn bijstandsaanvraag van 24 maart 2022 en zijn aanvragen voor bijzondere bijstand van 29 maart, 20 april, en 9 mei 2022 zijn hoofdverblijf op de [adres] 343a, althans in de gemeente [plaatsnaam 1] , had. Van belang daarbij is dat eisers bijstandsuitkering bij besluit van 16 september 2021 is ingetrokken omdat hij niet woonachtig was op dat adres (zie de zaak met nummer BRE 22/1679). Ook is een bijstandsaanvraag van 28 september 2021 afgewezen, omdat niet gebleken was van gewijzigde omstandigheden.
4.2
Indien periodieke bijstand is beëindigd of ingetrokken en de betrokkene een aanvraag indient gericht op het verkrijgen van bijstand met ingang van een later gelegen datum, ligt het op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden in die zin dat hij op dat latere tijdstip wel voldoet aan de voorwaarden voor het recht op bijstand (zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1670). Het is vervolgens aan het bestuursorgaan om in het kader van de onderzoeksplicht de verstrekte inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren.
Voor het antwoord op de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Participatiewet, is bepalend de plaats waar hij daadwerkelijk woont dan wel verblijft en waar het centrum van zijn maatschappelijk leven zich bevindt. De vraag waar iemand woonplaats heeft moet dan ook worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
4.3
Om te controleren of de situatie gewijzigd is en eiser ten tijde van zijn nieuwe bijstandsaanvraag wel zijn hoofdverblijf had op de [adres] 343a, heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op 4 mei 2022. Tijdens dat gesprek heeft eiser verklaard dat hij niet staat ingeschreven op het adres. Hij is ambtshalve uitgeschreven en hij kan zich online niet inschrijven. Eiser stelt er wel te verblijven, maar de meeste kleren liggen bij zijn ex-partner, net als zijn computer, kledingkast, PlayStation, tv en hond. Dagelijkse kleding, administratie en verzorgingsspullen liggen volgens eiser wel in zijn woning.
Aansluitend aan het gesprek op 4 mei 2022 heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Tijdens dat huisbezoek zijn de door eiser genoemde spullen (dagelijkse kleding, administratie en verzorgingsspullen) niet aangetroffen. Ook beschikte eiser nog altijd niet over een wasmachine of gasfornuis (zie de zaak met nummer BRE 22/1679).
Verder blijkt uit eisers bankafschriften dat hij in de periode van januari 2022 tot en met april 2022 veel pint in [plaatsnaam 3] . Eiser wijst ter verklaring daarvan op de werkzaamheden die hij zou hebben verricht in de regio [plaatsnaam 2] en zijn daarmee samenhangende verblijf bij zijn vriendin in [plaatsnaam 3] . Hij heeft echter niet aangetoond wanneer hij precies bij zijn vriendin verbleef en daarmee samenhangend, wanneer hij dan wel aanwezig was in de woning aan de [adres] 343a.
Eiser wijst er verder nog op dat hij in de periode van 5 april tot 22 augustus 2022 en daarmee in een periode van 3,5 maand 245 kWh aan elektriciteit heeft verbruikt. De rechtbank stelt echter vast dat dit een periode van 4,5 maand betreft. Bovendien wordt eiser niet gevolgd in de stelling dat hij daarmee niet substantieel afwijkt van de Nibud-norm, nu daaruit volgt dat het gemiddeld verbruik van een eenpersoonshuishouden 1.830 kWh per jaar is. Dit betekent een gemiddeld verbruik van 152,50 kWh per maand, en daarmee van 686,25 kWh in 4,5 maand. Eiser zit daar met zijn verbruik van 245 kWh ver onder.
4.4
De hierboven genoemde combinatie van feiten en omstandigheden duidt erop dat het centrum van eisers maatschappelijk leven zich ten tijde van de besluitvorming niet op de [adres] 343a of in [plaatsnaam 1] bevond. Het enkele feit dat eiser af en toe sliep in de woning en dat zich enkele persoonlijke eigendommen op het adres bevinden, is daarvoor, mede gelet op de door eiser afgelegde verklaringen en de overige bevindingen, onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 25 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.