ECLI:NL:RBZWB:2023:5182

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen peilbesluit Duiveland en verzoek om proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het peilbesluit Duiveland, vastgesteld door het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen op 1 juli 2021. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2023 behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door drie vertegenwoordigers. Tijdens de zitting is het beroep aangehouden om partijen de kans te geven om in overleg te treden en mogelijke maatregelen te onderzoeken om wateroverlast te voorkomen. Op 25 april 2023 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat er overeenstemming is bereikt tijdens het overleg, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens zonder nadere zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 47,71, inclusief een vergoeding voor het griffierecht en reiskosten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker zich voor het griffierecht tot verweerder moet wenden.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer op 19 juli 2023 en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3646

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker,

en

Het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen (verweerder).

Inleiding

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het peilbesluit Duiveland dat verweerder op 1 juli 2021 heeft vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoeker was daarbij aanwezig en verweerder werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] , [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] . Ter zitting is het beroep aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen samen in overleg te treden en nader onderzoek te verrichten naar eventuele maatregelen die getroffen kunnen worden om wateroverlast op de percelen van verzoeker te voorkomen.
In een brief van 25 april 2023 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat dit overleg heeft plaatsgevonden en dat tijdens het overleg overeenstemming is bereikt en afspraken zijn gemaakt tussen verzoeker en verweerder. Naar aanleiding daarvan heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en heeft hij (de meervoudige kamer van) de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder bij brief van 31 mei 2023 in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet zonder (nadere) zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder naar het oordeel van de rechtbank tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) te veroordelen in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker voor een proceskostenvergoeding toe voor een bedrag van € 47,71. Dit bedrag is opgebouwd uit:
  • Een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer, omdat openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is vanwege een gebrek aan bushalte in de nabijheid van de woning van verzoeker. Volgens de routeplanner van de ANWB ligt een afstand van 47,7 km tussen de woning van verzoeker en de rechtbank in Middelburg. Gelet daarop heeft de rechtbank de reiskosten vastgesteld op: € 26,71;
  • De door verzoeker opgegeven parkeerkosten van € 5,-;
  • Verzoeker heeft verzocht om verletkosten voor een bedrag van € 267,-, maar heeft de gestelde verletkosten niet onderbouwd. Verzoeker is weliswaar niet verplicht zijn kosten te specificeren, maar bij het ontbreken van een specificatie dient de rechter volgens vaste jurisprudentie
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 47,71.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzitter en mr. R.P. Broeders en mr. S. Hindriks, leden, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 19 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9511, i.h.b. r.o. 2.6.1.