In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het peilbesluit Duiveland, vastgesteld door het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen op 1 juli 2021. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2023 behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door drie vertegenwoordigers. Tijdens de zitting is het beroep aangehouden om partijen de kans te geven om in overleg te treden en mogelijke maatregelen te onderzoeken om wateroverlast te voorkomen. Op 25 april 2023 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat er overeenstemming is bereikt tijdens het overleg, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens zonder nadere zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 47,71, inclusief een vergoeding voor het griffierecht en reiskosten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker zich voor het griffierecht tot verweerder moet wenden.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer op 19 juli 2023 en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.