9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 02-138406-22
feit 1 primair: zware mishandeling;
feit 2: mishandeling;
in de zaak met parketnummer 02-121329-22
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
i
n de zaak met parketnummer 02-005838-23
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
in de zaak met parketnummer 02-138406-22
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] van
€ 10.637,00, waarvan € 5.637,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, ten aanzien van de materiële schade vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der voldoening en ten aanzien van de immateriële schade vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] (feit1), € 10.637,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, ten aanzien van de materiële schade (€ 5.637,00) vanaf 1januari 2023 tot aan de dag der voldoening en ten aanzien van de immateriële schade (€ 5.000,00) vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 88 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] van
€ 907,18,waarvan € 457,18 aan materiële schade en € 450,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer02] (feit 2) € 907,18 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 18 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
in de zaak met parketnummer 02-121329-22
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant01] van € 590,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant01] , € 590,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 11 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.