ECLI:NL:RBZWB:2023:5115
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen uitspraken op bezwaar inzake belastingaanslagen en kosten van dwangbevelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft twee belastingaanslagen, één voor het jaar 2017 en één voor het jaar 2019, waarbij de belanghebbende in beide gevallen bezwaar heeft gemaakt tegen de opgelegde aanslagen en de daaruit voortvloeiende kosten van dwangbevelen. De rechtbank concludeert dat de ontvanger de aanslagen en de kosten terecht heeft opgelegd.
In de eerste zaak (22/3244) heeft de rechtbank vastgesteld dat het bezwaar van de belanghebbende tegen de kosten van het dwangbevel niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de gemachtigde niet tijdig heeft gereageerd op verzoeken om motivering. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende voldoende gelegenheid heeft gehad om het bezwaar te motiveren en dat er geen reden is om het bezwaar alsnog ontvankelijk te verklaren.
In de tweede zaak (22/3391) bevestigt de rechtbank dat de kosten van het dwangbevel terecht zijn opgelegd, aangezien de belanghebbende de aanslag niet binnen de gestelde termijn heeft betaald. De rechtbank wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor betaling bij de belanghebbende ligt, ongeacht de onjuiste behandeling door de Belastingdienst.
De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om terugzending naar de ontvanger af. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.