In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft een opgelegde verzuimboete van € 5.278 voor het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. Belanghebbende had verzocht om ambtshalve vermindering van de boete, maar de inspecteur had het bezwaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 23 juni 2023 werden ook andere samenhangende zaken behandeld.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende stelselmatig verzuim heeft gepleegd, aangezien hij ook in de voorgaande jaren geen aangiften tijdig heeft ingediend. De rechtbank erkent de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, waaronder de chronische ziekte van zijn moeder en de financiële problemen van de vennootschap waarvan hij een van de vennoten is. Ondanks deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de opgelegde boete in overeenstemming is met de wet en het beleid van de Belastingdienst. De rechtbank vermindert de boete echter tot € 850, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar in de behandeling van de zaak.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.