ECLI:NL:RBZWB:2023:5099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
BRE - 21 _ 5173
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag accijns op aangetroffen sigaretten en rooktabak na doorzoeking door de FIOD

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag accijns. De FIOD doorzocht op 28 en 29 oktober 2019 een loods in [plaats 2], waar zij een sigarettenfabriek en een grote hoeveelheid onveraccijnsde sigaretten en rooktabak aantrof. Belanghebbende, die op dat moment in de loods aan het werk was, werd door de inspecteur van de belastingdienst aangemerkt als degene van wie de accijns kon worden nageheven. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht accijns had nageheven, omdat belanghebbende aannemelijk betrokken was bij het voorhanden hebben van de accijnsgoederen. De rechtbank weigerde een verzoek tot verdaging van de zitting, omdat belanghebbende digitaal kon deelnemen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven, en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5173

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 oktober 2021.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns van € 1.377.974 opgelegd (de naheffingsaanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag is € 12.689 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2021 afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] en [inspecteur 2] . Namens belanghebbende is niemand verschenen (zie verder onder 5).
1.4.
Van hetgeen op de zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.

Feiten

2. De fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) heeft op 28 oktober 2019 en 29 oktober 2019 een loods gelegen aan [adres] in [plaats 2] doorzocht. De loods is geen accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de Accijns (WA).
2.1.
Tot de gedingstukken behoort een door de FIOD opgemaakt overzichtsproces-verbaal. In het overzichtsproces-verbaal staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“4.2 Doorzoeking Adres [adres] te [plaats 2]
(…)
4.2.2.
Onderzoek team FO FIOD
De loods bestond uit twee gedeelten. In één gedeelte was de productielijn opgesteld, welke is onderzocht door het team FO van de politie. Het tweede gedeelte van de loods werd gebruikt als opslagruimte van grondstoffen en daar bevonden zich onder andere een transportbusje en een caravan. Deze ruimte is onderzocht door het team FO van de FIOD.
(…)
4.2.3.
Doorzoeking tactisch team
Er zijn tijdens de doorzoeking onder andere machines, sigaretten, tabak, grondstoffen en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Deze goederen zijn in beslag genomen. (…)
In totaal zijn er 4.787.840 stuks sigaretten van de merken [X] , [X] en diversen andere merken in beslag genomen.
Tevens is een hoeveelheid van 4.242,3 kg aan tabak in beslag genomen.
(…)
In het opslag gedeelte, gecodeerd als Q2, zijn verder aangetroffen (…) een bankpas, gezondheid kaart (Duits), 2 rijbewijzen en een Sociale verzekeringskaart allemaal op naam van [belanghebbende] .
In hetzelfde gedeelte van de loods (Q2) zijn 2 aantekening boekjes aangetroffen (…). Beide boekjes bevatten aantekeningen in de Poolse taal. Eén boekje bevat vooral aantekeningen met gemaakte onkosten. Het tweede boekje bevat vermoedelijk het aantal dozen, paletten of aantal stuks (sigaretten) dat per datum is gefabriceerd. Uit de aantekeningen is verder op te maken dat het vermoedelijk gaat om de merken [X] ( [X] ), [X] ( [X] ) en [X] ( [X] ). Deze merken, en of verpakkingen daarvan, zijn in grote hoeveelheden aangetroffen en in beslag genomen op 28 oktober 2019. (…) In de boekjes zijn bonnetjes aangetroffen van onkosten. (…).”
2.2.
In loods is een sigarettenfabriek aangetroffen. Daar waren op het moment van de doorzoeking negen personen, waaronder belanghebbende, aan het werk in het gedeelte van de loods waar de sigarettenfabriek was ingericht. Deze personen zijn verhoord en daarvan zijn processen-verbaal opgemaakt. De processen-verbaal van de verhoren zijn opgenomen in het overzichtsproces-verbaal van de FIOD. In het overzichtsproces-verbaal staat met betrekking tot de verhoren van de voornoemde negen personen – voor zover hier van belang – het volgende:
“4.3. Verklaring verdachten
De verdachten 2 t/m 9 verklaren dat ze naar Nederland zijn gegaan nadat ze werden benaderd en er werk werd aangeboden in Nederland. De verdachten werden in Nederland vervoerd in een busje, dat geblindeerd was, naar een woning. Volgens de verklaringen wisten de verdachten niet waar de woning was. Ze werden 's morgens naar de locatie gebracht waar de fabriek was gevestigd en 's avonds weer teruggebracht.”
2.3.
Op het adres van de loods was op het moment van de doorzoeking door de FIOD ook de verhuurder van de loods, [Y] , aanwezig. De verhuurder is op verschillende momenten gehoord als getuige en daarvan zijn processen-verbaal opgemaakt. Deze zijn opgenomen in het overzichtsproces-verbaal van de FIOD en daarin staat – voor zover hier van belang – het volgende:

V: Met wie heeft u contact gehad over de huur van de loods en hoe zijn deze contacten verlopen?
A: Het enige contact was met de twee mannen die de loods hebben bekeken. Verder met niemand.
(…)
V: Heeft u sleutels van de loods aan de huurder overhandigd? Zo ja, welke sleutels, hoeveel
exemplaren en aan wie heeft u heeft u deze verstrekt?
A: Ik heb één sleutel afgegeven nadat ik het getekende contract had ontvangen. Deze heb ik gegeven aan de persoon die met het busje het getekende contract kwam brengen en de kopie van het legitimatiebewijs.
O: Wij tonen u een foto van de persoon [belanghebbende] . Hij is één van de personen die op 28-10-2019 hier in [plaats 2] is aangehouden.
V: Kent u deze persoon?
A: Ja, dat is één van de twee mannen die het eerst hier kwamen informeren of ze de loods konden huren. Hij is ook degene die later het getekende contract kwam brengen en de kopie van het legitimatiebewijs. Hij sprak gebrekkig Duits met mij. Na het afgeven van de sleutel heb ik hem nooit meer gezien of gesproken.
(…)
V: Op de door u overgelegde huurovereenkomst staat geschreven: "Huurder betaald € 9.000 voor 3 maanden vooruit". Heeft u deze aantekening op de overeenkomst geschreven?
A: Ze gaven zelf aan bij het aangaan van de overeenkomst dat zij drie maanden vooruit wilden betalen en dat hebben zij ook direct gedaan, nog voordat de overeenkomst was ondertekend.
V: Heeft u deze € 9.000,00 daadwerkelijk ontvangen? Hoe en van wie?
A: Dat heb ik contant ontvangen van de man waarvan u mij net een foto heeft getoond, [belanghebbende] .
(…)
V: De mensen die in uw loods zijn aangetroffen werden vervoerd met een busje waarvan de ramen waren geblindeerd. Dit busje reed dagelijks van en naar de loods. Heeft u dit busje wel eens gezien? Op welke tijden was dat en welke personen heeft u daarbij gezien?
A: Dat busje heb ik wel eens zien rijden. Dat moet rond een uur of negen geweest zijn. Ik zag dat er één man in zat, deze stak zijn hand omhoog en reed met het busje naar binnen. De bestuurder stapte uit en deed zelf de grote schuifdeur open in het midden van de loods. Ik heb daar eigenlijk nooit geen acht op geslagen. Ik weet wel dat de man die zijn hand naar mij opstak niet die [belanghebbende] is waarvan ik de foto net heb gezien.”
2.4.
De inspecteur heeft bij brief van 12 januari 2021 zijn voornemen aan belanghebbende kenbaar gemaakt om aan hem een naheffingsaanslag accijns op te leggen. In de brief heeft de inspecteur toegelicht dat de naheffing van accijns ziet op de tijdens de doorzoeking door de FIOD in de loods aangetroffen 4.242,3 kilogram rooktabak en 4.787.840 sigaretten.
2.5.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslag accijns conform dat voornemen aan belanghebbende opgelegd.

Geschil

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht van belanghebbende accijns over de aangetroffen sigaretten en rooktabak heeft nageheven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur terecht van belanghebbende accijns over de aangetroffen sigaretten en rooktabak nageheven
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf: afwijzing verdagingsverzoek
5. De gemachtigde heeft bij e-mail van 25 mei 2023 verzocht om verdaging van de behandeling op 1 juni 2023. Daarbij heeft de gemachtigde aangegeven dat uit zijn informatie blijkt dat belanghebbende gedetineerd is in Duitsland en dat hij verder geen contact met belanghebbende heeft, maar dat hij wel weet dat belanghebbende bij de behandeling van de zaak op zitting aanwezig wenst te zijn. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en daarbij meegedeeld dat belanghebbende digitaal aan de mondelinge behandeling zou kunnen meedoen. De rechtbank heeft daarbij het belang van belanghebbende om lijfelijk ter zitting aanwezig te zijn afgewogen tegen het belang van een voortvarende behandeling van de zaak. Het laatste belang heeft de rechtbank in dit geval zwaarder laten wegen en aldus is de behandeling van de zaak op de aangekondigde datum doorgegaan. Bij deze beslissing heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat het verzoek om verdaging pas kort voor de zittingsdatum is ingekomen terwijl belanghebbende, via de gemachtigde, al op 16 maart 2023 voor de zitting was uitgenodigd, dat de gemachtigde geen reden had gegeven waarom het verzoek niet eerder had kunnen worden gedaan, dat niet duidelijk is geworden wanneer de detentie van belanghebbende zal eindigen, en dat aan belanghebbende de mogelijkheid is geboden om via digitale weg deel te nemen aan de zitting.
Naheffingsaanslag accijns
6. Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van onder andere tabaksproducten. [1] Ter zake van de uitslag tot verbruik van onder andere tabaksgoederen wordt accijns verschuldigd. [2] Onder uitslag tot verbruik wordt onder meer verstaan het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving. [3] De accijns kan dan worden geheven van de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en van enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is. [4] De bewijslast dat belanghebbende de accijnsgoederen voorhanden heeft gehad of bij het voorhanden ervan betrokken is geweest, rust op de inspecteur.
6.1.
Volgens de inspecteur heeft belanghebbende de in de loods aangetroffen sigaretten en rooktabak voorhanden gehad of was hij ten minste bij het voorhanden hebben ervan betrokken omdat hij op het moment van de doorzoeking van de loods door de FIOD aan het werk is aangetroffen in het gedeelte van de loods waar de sigarettenfabriek was ingericht en waar de accijnsgoederen zijn aangetroffen.
6.2.
Belanghebbende betwist dat hij tabaksproducten voorhanden heeft gehad dan wel bij het voorhanden hebben ervan betrokken is geweest.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft belanghebbende aangedragen dat hij slechts één dag aanwezig is geweest bij de loods, dat hij niet volledig op de hoogte was van wat er zich afspeelde in de loods en dat hij niet de sleutelfiguur in de productie van de accijnsgoederen is geweest. Belanghebbende wijst er verder op dat er meerdere personen zijn aangetroffen in de loods op het moment van de doorzoeking die daar aan het werk waren, zodat het – naar de rechtbank begrijpt – onredelijk en willekeurig is om de accijns over de aangetroffen sigaretten en rooktabak volledig bij hem na te heffen.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende de in de loods aangetroffen sigaretten en rooktabak fysiek voorhanden heeft gehad in die zin dat hij ze tot zijn beschikking heeft gehad als bedoeld in de WA of dat hij ten minste betrokken is geweest bij het voorhanden hebben daarvan. Niet in geschil is dat belanghebbende op het moment van de doorzoeking aan het werk was in het gedeelte van de loods waar de sigarettenfabriek was ingericht en waar de accijnsgoederen zijn aangetroffen. Deze rol, ook al zou belanghebbende deze maar één dag hebben vervuld, is reeds voldoende om te kunnen oordelen dat belanghebbende in ieder geval betrokken was bij het voorhanden hebben van de accijnsgoederen. Dat belanghebbende zelf niet het sleutelfiguur is geweest in de productie van de accijnsgoederen en niet volledig op de hoogte was van wat er zich afspeelde in de loods, zoals hij stelt, staat aan dit oordeel niet in de weg. Verder blijkt uit het overzichtsproces-verbaal van de FIOD dat in de loods verschillende identiteitsbewijzen en andere documenten op naam van belanghebbende zijn aangetroffen. Tevens heeft de verhuurder van de loods verklaard dat belanghebbende betrokken is geweest bij de huur van de loods en daarvoor een bedrag in contanten heeft aanbetaald. Aannemelijk is dan ook dat belanghebbende wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de aangetroffen sigaretten en rooktabak in de loods. Belanghebbende heeft niet gesteld en de rechtbank acht ook niet aannemelijk dat over de in de loods aangetroffen sigaretten en rooktabak accijns was voldaan. De inspecteur heeft dan ook terecht accijns nageheven en ook terecht de naheffingsaanslag accijns aan belanghebbende opgelegd.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet onredelijk of willekeurig gehandeld bij zijn besluit om de naheffingsaanslag aan belanghebbende op te leggen. Het staat de inspecteur in beginsel vrij om te kiezen aan wij hij een naheffingsaanslag oplegt. [5] De keuze voor belanghebbende acht de rechtbank voor de hand liggend aangezien hij kennelijk ook betrokken is geweest bij de huur van de loods en er documenten op zijn naam in de loods zijn aangetroffen. Dat dat ook zou gelden voor de andere personen die werkend in de loods zijn aangetroffen is niet gesteld of gebleken.
6.5.
Dit alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. De berekening van de nageheven accijns is niet in geschil.
Belastingrente
6.6.
Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 juli 2023 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, en mr. dr. M.L.M. van Kempen en mr. D.A. Hage, rechters, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f van de WA.
2.Artikel 1, tweede lid van de WA.
3.Artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de WA.
4.Artikel 51, eerste lid, onder b, van de WA.
5.Vgl. Hoge Raad 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2165.