In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.947. Daarnaast was er een aanslag opgelegd voor de Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, die op nihil was vastgesteld. De rechtbank behandelt de beroepen van de belanghebbende, die stelt dat de inspecteur ten onrechte premies voor de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) heeft geheven. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht premies heeft geheven, omdat de belanghebbende premieplichtig was voor deze wetten gedurende de periode dat hij in Nederland werkte. De rechtbank verwerpt de stelling van de belanghebbende dat de premies door zijn werkgever moeten worden betaald en concludeert dat de premies terecht aan de belanghebbende in rekening zijn gebracht. Het beroep tegen de aanslag IB/PVV wordt ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen de aanslag Zvw niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat de belanghebbende geen belang heeft bij een beslissing over deze aanslag. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.