ECLI:NL:RBZWB:2023:502
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verlies uit aanmerkelijk belang en boetebeschikking in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2016 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij geen rekening was gehouden met een verlies uit aanmerkelijk belang. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag, waarin hij stelde dat hij een verlies uit aanmerkelijk belang van € 109.000 had geleden. De inspecteur had echter slechts een verlies van € 9.000 geaccepteerd, wat leidde tot een vergrijpboete van € 5.105.
Tijdens de zitting op 17 januari 2023 werd het beroep behandeld, waarbij belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het aantonen van het verlies uit aanmerkelijk belang bij belanghebbende lag. Ondanks dat belanghebbende een inbrengverklaring van zijn accountant overlegde, kon hij zijn stellingen niet onderbouwen met schriftelijke stukken. Hierdoor werd het verzoek om een hoger verlies uit aanmerkelijk belang afgewezen.
De rechtbank concludeerde dat het beroep tegen de boetebeschikking gegrond was, en vernietigde deze. De uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boetebeschikking werd vernietigd, maar het beroep was voor het overige ongegrond. De inspecteur werd verplicht het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden, maar er werd geen vergoeding voor proceskosten toegekend, aangezien belanghebbende zelf het beroepschrift had ingediend.