ECLI:NL:RBZWB:2023:4995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
BRE-23-1189
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken bestreden besluit

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-23-1189, waarin belanghebbende een beroepschrift had ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat belanghebbende geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat het indienen van een kopie van het bestreden besluit een vereiste is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Belanghebbende had in haar beroepschrift weliswaar een aantal argumenten aangevoerd, maar deze waren niet relevant voor de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft belanghebbende eerder verzocht om het verzuim te herstellen, maar dit is niet gebeurd.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het door belanghebbende ingediende beroepschrift.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat belanghebbende geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet bij zijn beroepschrift zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit bijvoegen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft belanghebbende tijdig een kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd?
4. Belanghebbende heeft in haar beroepschrift - voor zover nodig – het volgende gesteld:
“ Onderwerp:
Uitstel en afstelbetreffende Vermogens-/ inkomstenbelasting en Premie volksverzekeringen
(…)
Bewezen/aangetoond bij belastingdienst, expliciet erkende schuld, lopende gedurende 22 jaren. Artikel 6:162 BW, zegt verplicht geleden schade te vergoeden. Retentierecht art. 3:290 tot en met art. 3:293 BW.
Overheid heeft informatieplicht richting burgers. Geachte Rechtbank,
waarom werden Heffingen niet verrekend met (aldaar bewezen) schulden, volgens INVORDERINGSWET 1990 art. sub. 1a en 1b? Uitstel art. 25 sub. 1 Waarom is briefschrijver niet op enige manier benader over deze aspecten?
(…)
Bovenstaande sterkt mij tot de eis van gehele vrijstelling (uitstel en afstel) gedurende 21 jaren van Vermogensbelasting, Inkomstenbelasting en Premie volksverzekeringen.Dit exact en idem hetgeen met briefschrijven/klager dezes is bewerkstelligd door de Overheid”
4.1.
Belanghebbende heeft geen kopie van het bestreden besluit bijgevoegd. De rechtbank heeft belanghebbende in haar brief van 17 februari 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
4.2.
Bij brief van 20 februari 2023 reageert belanghebbende. Daarin is – voor zover nodig – het volgende opgenomen:
“Gezien dit een exact dezelfde kwestie is, gedragen op dezelfde feiten als zaak BRE 21 / 5835 (…), waarin mij ten gehore is gebracht, dat de belastingrechter slechts kon toetsen of een aanslag in redelijkheid voldoet aan onderliggende regelgeving, maar niet kon oordelen over de zaak/feiten uitstel en 21 jaren afstel tijden de zitting 26 jan.2023. (…)
Duidelijk mag zijn dat zaak bekend staande onderkenmerk 140.85.005, slechts
één detail is uit het gevraagde uitstel en afstel van 21 jaren geheel vrij van alle belastingen door de Overheid geheven, in de Publiekrechtelijke situatie waarin zich dit tot heden afspeelt sinds 1999-2001.
(…)
Daarom is mijns inziens de eis van algehele vrijstelling gedurende van elke belasting, en dit gedurende en gevraagd 21 jaren door de Overheid(s-orgaan) geheven, een zeer redelijke eis aan de rechtbank.
(…)”
4.3.
Belanghebbende heeft bij deze brief een ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar en beslissing op verzoek’ overgelegd met dagtekening 10 februari 2023, betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer]H.06.01. Onduidelijk is of belanghebbende met haar brieven tegen deze vooraankondiging opkomt. Voor zover dat de bedoeling is, is sprake van een prematuur beroep gelet op de inhoud van die vooraankondiging. [3]
4.4.
Belanghebbende heeft geen besluit overgelegd waartegen beroep mogelijk is dan wel prematuur beroep ingesteld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.
3.Vergelijk Gerechtshof Amsterdam 2 augustus 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2290