ECLI:NL:RBZWB:2023:4992

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
BRE-22-4998-tm-5001
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in WOZ-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere behandeld. De zaak betreft WOZ-beschikkingen voor verschillende objecten in [plaats 2]. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht van € 50,- niet is betaald. De rechtbank wijst erop dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, en dat er geen goede reden is gegeven voor het verzuim.

Belanghebbende had de mogelijkheid om het griffierecht te betalen binnen de gestelde termijn, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank heeft belanghebbende meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar zonder resultaat. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet inhoudelijk beoordeeld kunnen worden en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4998 tot en met 22/5001

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 oktober 2022, verzonden op 17 oktober 2022, betreffende de aan belanghebbende afgegeven WOZ-beschikkingen voor de objecten [object], [object], [object] en [object] te [plaats 2] met aanslagnummers [aanslagnummer], [aanslagnummer], [aanslagnummer] en [aanslagnummer].
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht eenmaal € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een ‘goede’ reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. Belanghebbende heeft bij brief van 18 oktober 2022 gereageerd op de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft deze brief aangemerkt als een beroepschrift en het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank omdat de rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.
4.1.
Bij brief van 31 oktober 2022 reageert belanghebbende op de ontvangstbevestiging van de rechtbank en op de door hem ontvangen nota voor het griffierecht. Belanghebbende stelt dat de doorzending van zijn brief van 18 oktober 2022 aan de rechtbank berust op een misverstand. Belanghebbende geeft aan dat hij eerst wil dat zijn bezwaar volledig wordt behandeld, pas dan kan belanghebbende een besluit nemen of hij een beroepschrift in zal dienen.
4.2.
Bij brief van 4 november 2022 legt de griffier van de rechtbank aan belanghebbende uit dat ook als belanghebbende vindt dat er onvoldoende is ingegaan op het bezwaar, dat niet kan wegnemen dat er wel een uitspraak op bezwaar is gedaan. De griffier stelt belanghebbende in de gelegenheid om binnen twee weken na de dagtekening van die brief aan te geven of de brief van 18 oktober 2022 in behandeling moet worden genomen als een beroepschrift. De griffier wijst er op dat indien dat het geval is, er griffierecht moet worden voldaan. Ook geeft de griffier aan dat als er geen reactie wordt ontvangen, de rechtbank er van uit gaat dat belanghebbende erin volhardt dat hij geen beroep heeft willen instellen en dat de zaak dan gesloten wordt.
4.3.
Bij brief van 10 november 2022 reageert belanghebbende op de hiervoor genoemde brief van de rechtbank. Belanghebbende geeft daarin – voor zover relevant – het volgende aan:
“Uw stichtelijke uiteenzetting werpen een geheel ander licht op ons bestuursprocesrecht dan ik daar zelf op deed schijnen, laatstelijk in 2019 in de vierduizend pagina’s van de vier delen van mijn eigen commentaar op het Nederlands bestuursprocesrecht.
Uw visies leggen dus ernstige leemtes bloot. Zelfs de aanpassing in 2019 van de titel van mijn werk heeft dit dus helaas niet kunnen voorkomen, zoals u mij duidelijk maakt.
Voor uw leerzame poging om dit alsnog te corrigeren zeg ik u niettemin gaarne dank.”
5. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 26 november 2022 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.