ECLI:NL:RBZWB:2023:4985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
BRE 22/932 en 22/933
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kwalificatie van activiteiten als levering van goederen of als bemiddelingsdienst in het belastingrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De rechtbank behandelt de naheffingsaanslagen omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de tijdvakken van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 en van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020. Belanghebbende, die parfums aanbiedt via Bol.com, stelt dat haar activiteiten moeten worden gekwalificeerd als een bemiddelingsdienst, terwijl de inspecteur van mening is dat het gaat om de levering van goederen.

De rechtbank concludeert dat de activiteiten van belanghebbende inderdaad kwalificeren als levering van goederen. Dit oordeel is gebaseerd op de feiten dat belanghebbende de parfums bestelt bij aanbieders, deze laat afleveren op haar eigen adres, en vervolgens de parfums opnieuw verpakt en verzendt naar de afnemers. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de macht heeft om als eigenaar over de goederen te beschikken, wat essentieel is voor de kwalificatie als levering van goederen. De rechtbank wijst erop dat de goedkeuring van de Duitse belastingautoriteiten voor de handelwijze van belanghebbende niet van invloed is op de juridische kwalificatie.

De beroepen van belanghebbende worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslagen en beschikkingen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/932 en 22/933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], gevestigd te [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 14 januari 2022 en 12 januari 2022. Tevens beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting met dagtekening 31 januari 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende opgelegd:
- voor het tijdvak 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 een teruggaafbeschikking omzetbelasting voor een bedrag van € 2.445 (kenmerk [aanslagnummer].O.01.1211);
- voor het tijdvak 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 een beschikking geen teruggaaf van omzetbelasting (kenmerk [aanslagnummer].O.01.0301);
- voor het tijdvak 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 een naheffingsaanslag omzetbelasting voor een bedrag van € 37.528 en gelijktijdig is belastingrente in rekening gebracht voor een bedrag van € 183 (kenmerk [aanslagnummer].F.01.1211); en
- voor het tijdvak 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 een naheffingsaanslag omzetbelasting voor een bedrag van € 26.192 en gelijktijdig is belastingrente in rekening gebracht voor een bedrag van € 1.175 (kenmerk [aanslagnummer].F.01.0302).
1.2.
Ter zake van de naheffingsaanslagen en de gelijktijdig opgelegde belastingrentebeschikkingen hebben partijen ingestemd met rechtstreeks beroep (prorogatie). [1]
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, [naam 1] en [naam 2] en namens de inspecteur, [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de activiteiten van belanghebbende voor de omzetbelasting kwalificeren als levering van goederen (standpunt inspecteur) of als een dienst (standpunt belanghebbende). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van levering van goederen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbendes activiteiten bestaan uit het aanbieden van parfums aan afnemers in Nederland en België. De parfums worden voornamelijk gekocht bij aanbieders in Duitsland. Belanghebbende heeft eigen software ontwikkeld waarmee de beschikbare producten van een groot aantal Duitse online parfumerieën (aanbieders) op platformen kunnen worden aangeboden. De software zoekt de goedkoopste prijs van een bepaald product bij deze aanbieders.
4.1.
In de onderhavige tijdvakken bood belanghebbende de parfums aan via het platform Bol.com. Belanghebbende wordt op de website van Bol.com weergegeven als ‘[X]’. De volgende voorwaarden werden op de website vermeld:
“[X] behoudt zich het recht voor om een product in naam van de consument te bestellen. In dit geval zal [X] slechts btw berekenen over de door [X] toegevoegde waarde en zal het aankoopbedrag dat [X] aan derden betaalt, worden gezien als een betaling namens de consument. Indien [X] voor deze betaalwijze kiest, heeft de consument te allen tijde dezelfde rechten, zoals garantie en herroepingsrecht als bij levering van het product uit voorraad van [X]. Aan deze bestelwijze zijn voor de consument geen extra kosten verbonden.”
4.2.
Belanghebbende is gevestigd in een kantoorpand dat staat op de grens tussen Nederland en Duitsland. Het pand heeft zowel een Duits als een Nederlands adres.
4.3.
Belanghebbende bestelt de parfums bij de aanbieder, waarbij de naam van de afnemer wordt gebruikt.
4.4.
Als het gaat om een Duitse aanbieder, betaalt belanghebbende de prijs inclusief 19% Duitse omzetbelasting. De Duitse aanbieder verzendt de parfum naar het Duitse kantooradres van belanghebbende. Belanghebbende verpakt het vervolgens in een neutrale doos en verzendt dan de parfum naar de afnemer in Nederland of België. Het verschil tussen wat de afnemer aan belanghebbende betaalt en wat belanghebbende aan de Duitse aanbieder betaalt, noemt belanghebbende de bemiddelingsfee. Daarover draagt belanghebbende Duitse omzetbelasting af.
4.5.
Bij een Nederlandse aanbieder handelt belanghebbende op dezelfde wijze. Belanghebbende betaalt de prijs inclusief 21% Nederlandse omzetbelasting. De Nederlandse aanbieder verzendt de parfum naar het Nederlandse kantooradres van belanghebbende. Belanghebbende verpakt het vervolgens in een neutrale doos en verzendt dan de parfum naar de afnemer in Nederland of België. Belanghebbende draagt vervolgens Nederlandse omzetbelasting af over het verschil tussen wat de afnemer aan belanghebbende betaalt en wat belanghebbende aan de Nederlandse aanbieder betaalt.

Motivering

Is sprake van een levering van goederen of van een dienst?
5. In artikel 3 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB) is – voor zover relevant – bepaald:

“1. Leveringen van goederen zijn:

a. de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken;
b. de afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop;
c. de oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, met uitzondering van andere onbebouwde terreinen dan bouwterreinen als bedoeld in artikel 11, zesde lid;
d. de rechtsovergang van goederen tegen betaling van een vergoeding ingevolge een vordering door of namens de overheid;
e. vervallen;
f. de rechtsovergang van goederen welke het onderwerp uitmaken van een overeenkomst tot het aanbrengen van die goederen aan een ander goed.

(…)”

Artikel 4, eerste lid, van de Wet OB bepaalt:
“Diensten zijn alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen in de zin van artikel 3.”
5.1.
Belanghebbende stelt dat haar activiteiten gekwalificeerd dienen te worden als een bemiddelingsdienst. Haar activiteiten betreffen een shopping service, waarbij belanghebbende in naam van een afnemer een product bestelt bij een aanbieder. Belanghebbende kan via haar eigen software het goedkoopste product bestellen bij een Duitse aanbieder. Belanghebbende heeft de dienst op deze manier vormgegeven, omdat Duitse aanbieders geen producten leveren aan wederverkopers en geen producten verzenden naar adressen buiten Duitsland. Door het bestellen van de producten in naam van de afnemer op het Duitse kantooradres, zorgt belanghebbende ervoor dat Nederlandse en Belgische afnemers toegang hebben tot de parfums op de Duitse markt. Belanghebbende heeft overleg gevoerd met de Duitse belastingautoriteiten en de Duitse belastingautoriteiten hebben belanghebbendes handelwijze goedgekeurd, aldus belanghebbende.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van de levering van een goed zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a van de Wet OB. Gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Wet OB, kan dan geen sprake zijn van een dienst. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang. Een afnemer bestelt op Bol.com bij belanghebbende een parfum voor een bepaalde prijs. Vervolgens zoekt belanghebbende, middels haar eigen software, de aanbieder die deze parfum het goedkoopst aanbiedt. Belanghebbende bestelt de parfum bij de aanbieder en laat deze leveren op haar adres, om de parfum vervolgens opnieuw in een doos te verpakken en op te sturen aan de afnemer. Door het laten afleveren van de parfum op het adres van belanghebbende en het opnieuw verpakken, heeft belanghebbende de macht om als eigenaar over het goed te beschikken. Belanghebbende kan er dan voor kiezen om de parfum wel of niet naar de afnemer toe te sturen. Dat belanghebbende haar handelwijze heeft afgestemd met de Duitse belastingautoriteiten maakt het oordeel tevens niet anders. Dat de parfum in naam van de afnemer besteld is, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant voor de vraag of sprake is van de levering van een goed of van een dienst.

Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de in 1.1 genoemde beschikkingen en naheffingsaanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, griffier, op 14 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht.