ECLI:NL:RBZWB:2023:4982

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
02-173245-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van MDMA, witwassen van een Rolex en wederspannigheid

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 7 kilo MDMA, witwassen van een Rolex horloge en wederspannigheid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die onder andere het vervoeren en aanwezig hebben van MDMA en het witwassen van een horloge betrof, wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de MDMA aanwezig had, aangezien hij samen met de medeverdachte in de trein zat en wetenschap had van de inhoud van de tas waarin de drugs zich bevonden. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat hij niet kon aantonen dat de Rolex horloge een legale herkomst had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele geweldshandelingen die aan de wederspannigheid waren gekoppeld, maar oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het verzet tegen de opsporingsambtenaren.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 26 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugshandel en witwassen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en de rechtbank gelastte de teruggave van enkele in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/173245-21
vonnis van de meervoudige kamer van 14 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedag01] 1994 te [geboorteplaats01]
wonende te [woonadres01]
raadsman: mr. F.M.H. van Mullekom, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 30 juni 2021 schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het samen met een ander vervoeren en/of aanwezig hebben van 7 kilo MDMA;
feit 2: het witwassen van een horloge;
feit 3: wederspannigheid, waarbij letsel is opgetreden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het procesdossier de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft samen met [medeverdachte01] in een zwarte tas 7 kilo MDMA opzettelijk aanwezig gehad en vervoerd (feit 1).
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex (feit 2). Ook kan worden bewezen dat verdachte verzet heeft gepleegd, met dien verstande dat vrijspraak moet volgen van de daarbij ten laste gelegde geweldshandelingen waaruit het letsel zou zijn ontstaan (feit 3).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feit 1 niet kan worden bewezen. Verdachte had geen wetenschap van de inhoud van de tas en heeft de MDMA dus niet opzettelijk aanwezig gehad. Hij heeft de tas ook nooit vast gehad. Ook moet vrijspraak volgen van het medeplegen; van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte01] was geen sprake.
Voor feit 2 bestaat onvoldoende bewijs. Verdachte heeft aangetoond dat hij de Rolex heeft gekocht met geld dat hij heeft gekregen van zijn familie. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens nagelaten om voldoende onderzoek naar deze verklaring te doen. Er kan dan niet worden geconcludeerd dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Van feit 3 wordt primair vrijspraak bepleit, nu verdachte op geen enkel moment het opzet had om zich met geweld te verzetten tegen de buitengewoon opsporingsambten(a)ar(en) (hierna: boa(‘s)). Subsidiair wordt verzocht om verdachte vrij te spreken van het slaan en het schoppen en het letsel dat daaruit zou zijn ontstaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast, dat verdachte en [medeverdachte01] op 30 juni 2021 samen in de trein van Eindhoven richting Breda zaten. Naast [medeverdachte01] stond een zwarte tas. Bij controle van de vervoersbewijzen bleken beiden niet het verplichte mondkapje te dragen en ook niet te beschikken over een identiteitsbewijs. Zij werden daarom door verbalisanten verzocht om uit te stappen in Breda voor een identiteitsfouillering. Bij het uitstappen uit de trein droeg [medeverdachte01] de zwarte tas bij zich. Deze tas bleek een voor verbalisanten onbekende substantie te bevatten. Nader onderzoek wees uit dat deze onbekende substantie in totaal 7 kilo MDMA betrof (brutogewicht).
Aanwezig hebben harddrugs
Voor de vraag of een verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop (ECLI:NL:GHSHE:2021:1170).
De rechtbank stelt vast, dat verdachten op 30 juni 2021 omstreeks 19:31 uur samen aanwezig waren op het centraal station van Eindhoven. Medeverdachte [medeverdachte01] droeg een zwarte tas bij zich die hij continu bij zich hield totdat beide personen omstreeks 19:42 uur in de trein richting Breda stapten. Omstreeks 20:15 uur werden verdachte en [medeverdachte01] gecontroleerd in de trein. Zij zaten tegenover elkaar en de zwarte tas stond naast [medeverdachte01] . Zowel in de trein als bij de identiteitsfouillering in Breda spraken verdachten met elkaar in de Franse taal. Bij de identiteitsfouillering hoorde een verbalisant dat [medeverdachte01] tegen verdachte zei dat ‘hij’ moet zeggen dat de zwarte tas niet van hen is, maar van de man in Eindhoven. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte bij de progris-controle aan een verbalisant heeft gevraagd: “Sir do you go long to jail in Holland for 5kg MDMA?”.
Uit voormelde gang van zaken leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte01] samen op pad waren en dat zij zich beiden continu in de nabijheid bevonden van de zwarte tas met daarin 7 kilo MDMA. Dat verdachte bij benadering de hoeveelheid kilo’s wist te benoemen, duidt erop dat hij wetenschap had van de inhoud van de tas. Ten tijde van de progris-controle had immers nog geen weging van de MDMA plaatsgevonden. De door [medeverdachte01] gemaakte opmerking richting verdachte geeft er verder blijk van dat ook hij wist dat de inhoud van de tas niet in orde was. Bij het aannemen van wetenschap aan de zijde van verdachten neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat [medeverdachte01] het niet eens was met de fouillering en ook niet met het kijken in de zwarte tas, dat hij niet de abri in wilde gaan en dat verdachte probeerde te ontsnappen uit de abri.
Gezien voormelde gang van zaken acht de rechtbank bewezen dat beide verdachten opzettelijk de ongeveer 7 kilo MDMA aanwezig hebben gehad, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte vol opzet en [medeverdachte01] (in ieder geval) voorwaardelijk opzet had.
Medeplegen
Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening dient bovendien van voldoende gewicht te zijn. De verdachte en de mededaders dienen ‘tezamen af te weten’ van de aanwezigheid van verdovende middelen. Indien de mededaders daarover niets (willen) verklaren kan dergelijke wetenschap eventueel met toepassing van algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid. Tot slot is van belang dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd niet zonder meer voldoende zijn voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen (ECLI:NL:GHSHE:2021:1170).
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachten wetenschap hadden. Ook is reeds vastgesteld dat [medeverdachte01] degene was die de tas met MDMA droeg. De rechtbank overweegt dat verdachte gedurende de gehele reis van Eindhoven naar Breda niet is geweken van de zijde van [medeverdachte01] . Gelet hierop en op de financiële waarde van 7 kilo MDMA (en het daarmee bestaande ripgevaar), bestaat er voor de rechtbank geen twijfel dat beide verdachten verantwoordelijk waren voor de MDMA die in de zwarte tas zat en die zij meegenomen hebben in de trein. De rechtbank concludeert dan ook dat sprake was van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 bewezen, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast, dat op 30 juni 2021 in Breda in de onderbroek van verdachte een horloge van het merk Rolex is aangetroffen. Daarmee staat vast dat hij op genoemde tijd en plaats de Rolex voorhanden had.
De vraag die voorligt, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Rolex. Op basis van het dossier kan geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen de Rolex en een aantoonbaar gronddelict. De rechtbank zal daarom aan de hand van het zogenaamde stappenarrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY84810) beoordelen of sprake is van witwassen.
Allereerst moet worden beoordeeld of de vastgestelde feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat de Rolex in de onderbroek van verdachte was verstopt en dat hij kort daarvoor was aangehouden in de nabijheid van een tas met daarin 7 kilo MDMA. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden tezamen het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van witwassen.
Indien sprake is van zo’n vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de Rolex. Verdachte heeft in eerste instantie op 1 juli 2021 bij de politie verklaard dat de Rolex een cadeau was van zijn [broer van verdachte01] . Verdachte verklaarde verder dat hij denkt dat de Rolex nep is en dat hij niet naar de prijs heeft geïnformeerd.
Bij de raadkamer op 14 juli 2021 heeft verdachte enigszins anders verklaard; de Rolex was een cadeau van zijn hele familie. Hierbij werd door de verdediging een verklaring van [broer van verdachte01] ingebracht luidende “I, [broer van verdachte01] , hereby declare that we have offered, with some friends and family, a Rolex Watch as a gift to my brother [verdachte01] ”. Uit nader onderzoek is echter naar voren gekomen dat de Rolex door verdachte zelf is gekocht bij een juwelier in Frankfurt. [getuige01] , een medewerker van de betreffende juwelier, heeft over deze aankoop verklaard dat de Rolex op 5 oktober 2019 is verkocht aan verdachte tegen een contante betaling van € 11.550,00. Bij deze aankoop werd een kopie gemaakt van het Franse paspoort van verdachte. Op de zitting van 30 juni 2023 is verdachte geconfronteerd met deze onderzoeksbevindingen, waarna hij zijn verklaring opnieuw heeft bijgesteld; hij heeft geld gekregen van zijn familie en met dat geld heeft hij de Rolex gekocht. De rechtbank stelt vast dat de verklaring gegeven ter zitting beduidend anders is dan de eerdere verklaringen van verdachte en dat deze niet strookt met de schriftelijke verklaring van [broer van verdachte01] . Met betrekking tot de door de verdediging overgelegde bescheiden bedoeld ter onderbouwing van de financiële middelen van [broer van verdachte01] , overweegt de rechtbank dat deze van latere datum zijn dan de aankoopdatum van de Rolex, zodat aan die stukken geen enkele waarde wordt gehecht. Nu verdachte wisselend heeft verklaard en een deugdelijke onderbouwing ontbreekt, staat voor de rechtbank vast dat verdachte niet naar waarheid heeft verklaard over de herkomst van de Rolex.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de Rolex een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. De rechtbank acht dan ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Feit 3
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich bij zijn identiteitsfouillering opzettelijk heeft verzet, zoals hierna onder 4.4 bewezen is verklaard.
Van de ten laste gelegde geweldshandelingen die zijn verwoord onder de laatste twee gedachtestreepjes en het veroorzaken van letsel, zal verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank is met partijen van oordeel dat voor die onderdelen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 30 juni 2021 te Breda tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7000 gram (bruto) MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 30 juni 2021 te Breda een voorwerp, te weten een Rolex horloge (Oyster Perpetual datejust, kleur goud/staal) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 3
op 30 juni 2021 te Breda zich heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde01] , buitengewoon opsporingsambtenaar in domein IV Openbaar Vervoer, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter controle op basis van de wet ID, door
- zich los te rukken uit de greep van die [benadeelde01] en een andere richting op te bewegen dan dat die [benadeelde01] hem trachtte te bewegen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 7 kilo MDMA. Het bezit van harddrugs is een ernstig feit. Het zijn verslavende stoffen die bij langdurig gebruik schadelijk zijn voor de gezondheid. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid wordt aangenomen dat de MDMA bestemd was voor de handel. Door bezit van en handel in harddrugs ontstaat schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat drugsverslaafden dikwijls vermogensdelicten plegen om in hun verslavingsbehoefte te kunnen voorzien. Ook draagt de handel in drugs bij aan het ontstaan van een ongewenst zwart-geld circuit. Op het bezit van grotere hoeveelheden harddrugs zijn daarom zware straffen gesteld.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een Rolex met een waarde van bijna € 12.000,00. De rechtbank acht ook dit een ernstig strafbaar feit, nu door middel van witwassen andere vormen van criminaliteit worden gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is een bedreiging voor de samenleving, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer.
Ook heeft verdachte wederspannigheid gepleegd. Het verzet van verdachte vond plaats in een abri op station Breda. Zijn verzet was dermate hevig dat de inzet van meerdere boa’s nodig was om hem onder controle te krijgen. Verdachte had lak aan het wettelijke gezag en had geen respect voor de lichamelijke integriteit van de boa’s.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het aanwezig hebben van 7 kilo harddrugs geldt als uitgangspunt een minimale gevangenisstraf van 21 maanden. Voor het witwassen gaat de rechtbank uit van de oriëntatiepunten die gelden voor het plegen van fraude. Gelet hierop en op de waarde van de Rolex, heeft als uitgangspunt te gelden een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden.
De rechtbank ziet geen redenen om ten gunste van verdachte af te wijken van deze oriëntatiepunten, met name gezien de aangetroffen handelsvoorraad harddrugs en de rol die verdachte heeft gespeeld in het geheel. Hij was medeverantwoordelijk voor het vervoeren van de drugs en de rechtbank kan zich – gezien de stukken en haar bevindingen ter zitting – niet aan de indruk onttrekken dat verdachte de intellectuele dader was en dat [medeverdachte01] als ordinaire pakezel is gebruikt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
26 maanden, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De [benadeelde01] vordert een schadevergoeding van € 400,00 ter zake van immateriële schade voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband ontbreekt tussen de bewezenverklaarde wederspannigheid enerzijds en de door [benadeelde01] gestelde immateriële schade anderzijds. Verdachte wordt immers vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde geweldshandelingen, waaruit het letsel en daarmee de immateriële schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de autosleutel (G2351260) en het geldbedrag van € 175,00 (G2349884), aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.2
De verbeurdverklaring
De onder verdachte in beslag genomen horloge van het merk Rolex (G2349865) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat dit voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het bewezen verklaarde feit 2 is begaan met betrekking tot dit voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 180, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:Witwassen
feit 3:Wederspannigheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 26 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de [benadeelde01] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen autosleutel (G2351260) en geldbedrag van € 175,00 (G2349884);
- verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen horloge van het merk Rolex (G2349865).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler en
mr. M.E.I. Beudeker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 juli 2023
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.