ECLI:NL:RBZWB:2023:4973
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023, wordt het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende, een inwoner van België, had op 30 juli 2022 geparkeerd op een parkeerterrein in Breda zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag opgelegd en het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank overweegt dat de belanghebbende in de veronderstelling verkeerde dat hij de parkeer-app had ingeschakeld, maar dat hij aan het einde van de dag ontdekte dat dit niet het geval was. Ondanks dat hij later alsnog de parkeerbelasting heeft voldaan door een parkeerkaartje te kopen, oordeelt de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank verwijst naar de Verordening parkeerbelasting Breda 2022, waarin staat dat de parkeerbelasting verschuldigd is bij de aanvang van het parkeren. De rechtbank concludeert dat de omstandigheid dat de belanghebbende achteraf nog heeft betaald, niet leidt tot vernietiging van de naheffingsaanslag, omdat de verschuldigde belasting bij aanvang van het parkeren moet worden voldaan.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.