ECLI:NL:RBZWB:2023:4973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
BRE - 22 _ 4582
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023, wordt het beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende, een inwoner van België, had op 30 juli 2022 geparkeerd op een parkeerterrein in Breda zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag opgelegd en het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank overweegt dat de belanghebbende in de veronderstelling verkeerde dat hij de parkeer-app had ingeschakeld, maar dat hij aan het einde van de dag ontdekte dat dit niet het geval was. Ondanks dat hij later alsnog de parkeerbelasting heeft voldaan door een parkeerkaartje te kopen, oordeelt de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank verwijst naar de Verordening parkeerbelasting Breda 2022, waarin staat dat de parkeerbelasting verschuldigd is bij de aanvang van het parkeren. De rechtbank concludeert dat de omstandigheid dat de belanghebbende achteraf nog heeft betaald, niet leidt tot vernietiging van de naheffingsaanslag, omdat de verschuldigde belasting bij aanvang van het parkeren moet worden voldaan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] (België), belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 19 september 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting bij uitspraak op bezwaarongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 11 juli 2023 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De naheffingsaanslag parkeerbelasting is aan belanghebbende opgelegd voor het parkeren met een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) op 30 juli 2022 om 10:17 uur op een parkeerterrein aan de [straatnaam] in [plaats 2] zonder daarvoor de verschuldigde parkeerbelasting te hebben voldaan.
2.1.
Op de parkeerterreinen aan de [straatnaam] mag alleen tegen betaling van parkeerbelasting worden geparkeerd.

Beoordeling door de rechtbank

3. Belanghebbende verzoekt de rechtbank om uit coulance de naheffingsaanslag parkeerbelasting te vernietigen. Belanghebbende voert aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij ten tijde van het parkeren de parkeer-app had ingeschakeld. Aan het einde van de dag zag hij dat hij de parkeer-app abusievelijk niet had aangezet. Hij heeft de verschuldigde parkeerbelasting alsnog voldaan door een parkeerkaartje te kopen voor het parkeren gedurende de dag.
3.1.
Op grond van artikel 5 van de Verordening parkeerbelasting Breda 2022 (hierna: Verordening) wordt parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als ‘voldoening op aangifte’ wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening is parkeerbelasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat op het moment van de controle de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Dat belanghebbende niet (juist) was aangemeld in de parkeer-app, en daarmee niet de parkeerbelasting heeft voldaan, blijft voor zijn rekening en risico. Hoewel de rechtbank begrijpt dat sprake is van een vergissing en de rechtbank niet twijfelt aan de goede intenties van belanghebbende, kan zijn betoog niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Verordening biedt geen ruimte voor de door belanghebbende gevraagde coulance. De parkeerbelasting is een zogenoemde objectieve belasting, waarbij opzet of schuld geen rol spelen. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting is niet meer dan het alsnog in rekening brengen van de verschuldigde parkeerbelasting en de gemaakte kosten. De omstandigheid dat belanghebbende achteraf nog parkeerbelasting heeft betaald door een parkeerkaartje te kopen, leidt niet tot een ander oordeel omdat de verschuldigde parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren.
3.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 12 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Hoger beroep moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.