ECLI:NL:RBZWB:2023:4940
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 juli 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om de inspecteur van de belastingdienst te veroordelen in de proceskosten beoordeeld. De zaak betreft een beroepschrift dat op 8 maart 2022 is ontvangen, gericht tegen een besluit van de inspecteur van 28 januari 2022. Op 26 juni 2023 heeft de belanghebbende het beroep ingetrokken, waarna op 27 juni 2023 een verzoek tot proceskostenvergoeding is ingediend.
De rechtbank overweegt dat het verzoek om proceskostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking van het beroep moet worden gedaan. Aangezien de belanghebbende het beroep op 26 juni 2023 heeft ingetrokken en het verzoek pas op 27 juni 2023 heeft ingediend, verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk. Daarnaast merkt de rechtbank op dat voor een proceskostenvergoeding bij intrekking vereist is dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, wat in dit geval niet is aangetoond.
De rechtbank besluit dan ook om het verzoek om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.