ECLI:NL:RBZWB:2023:4938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
22/1534
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 december 2021. De inspecteur had op 5 maart 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 opgelegd. Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslag verminderd tot een bedrag berekend naar een verzamelinkomen van € 12.830. De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting, aangezien de uitnodiging op 7 april 2023 is bezorgd.

De rechtbank beoordeelt de juistheid van de aanslag aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat het belanghebbende niet in een betere positie kan brengen. Belanghebbende had op 4 januari 2022 een herziene aangifte ingediend met een verzamelinkomen van € 19.880, maar de rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn aangedragen om de aanslag verder te verminderen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt het griffierecht niet teruggegeven.

De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, waarbij specifieke vereisten voor het indienen van het hoger beroep in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1534

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 december 2021.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende op 5 maart 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 (de aanslag) opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 3 december 2021 gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen van € 12.830.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen: [inspecteur] en [inspecteur]. Belanghebbende was niet aanwezig. Zij is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 6 april 2023 aan belanghebbende naar het op de uitspraak op bezwaar vermelde adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu de genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 7 april 2023 aan belanghebbende op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd. De rechtbank heeft daarom de zaak behandeld buiten aanwezigheid van belanghebbende.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de juistheid van de aanslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroep haar niet in een betere positie kan brengen, gelet op hetgeen zij heeft aangevoerd.

Feiten

3. Op 4 januari 2022 heeft belanghebbende een herziene aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2019 ingediend naar een verzamelinkomen van € 19.880. Deze herziene aangifte is door de inspecteur doorgezonden aan de rechtbank als beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar.

Motivering

3.1.
De rechtbank overweegt dat als de herziene aangifte van belanghebbende zou worden gevolgd, de aanslag zou moeten worden berekend naar een verzamelinkomen van € 19.880. Dat bedrag is hoger dan in de uitspraak op bezwaar staat. Gronden waarom de aanslag verder verminderd zou moeten worden zijn door belanghebbende niet aangedragen. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).