ECLI:NL:RBZWB:2023:4938
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 december 2021. De inspecteur had op 5 maart 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019 opgelegd. Na bezwaar heeft de inspecteur de aanslag verminderd tot een bedrag berekend naar een verzamelinkomen van € 12.830. De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting, aangezien de uitnodiging op 7 april 2023 is bezorgd.
De rechtbank beoordeelt de juistheid van de aanslag aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat het belanghebbende niet in een betere positie kan brengen. Belanghebbende had op 4 januari 2022 een herziene aangifte ingediend met een verzamelinkomen van € 19.880, maar de rechtbank oordeelt dat er geen gronden zijn aangedragen om de aanslag verder te verminderen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt het griffierecht niet teruggegeven.
De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, waarbij specifieke vereisten voor het indienen van het hoger beroep in acht moeten worden genomen.