ECLI:NL:RBZWB:2023:4925
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarde en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 1.088.000 per 1 januari 2020. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 21 april 2023 werd de zaak inhoudelijk besproken, waarbij de gemachtigde van de heffingsambtenaar niet in staat was een geldige machtiging te overleggen. Dit leidde tot vertraging in de procedure, waarvoor de rechtbank haar excuses aanbood.
Uiteindelijk bereikten partijen een compromis waarbij de WOZ-waarde van de woning werd vastgesteld op € 966.000, en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig werd verminderd. Daarnaast werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 50 aan belanghebbende, te betalen door de Staat der Nederlanden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.