ECLI:NL:RBZWB:2023:4855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
BRE-22-5564
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de fiscale bestuursrechter inzake negatieve aanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de fiscale bestuursrechter. De belanghebbende had op 25 november 2022 een verzoekschrift ingediend met betrekking tot de financiële afwikkeling van niet uitbetaalde negatieve aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De fiscale bestuursrechter had op 17 januari 2023 geoordeeld dat hij zich onbevoegd verklaarde om over deze kwestie te oordelen, omdat het een civiele zaak betrof. De belanghebbende heeft echter het verzet tegen deze uitspraak ingediend, omdat hij van mening was dat de zaak door een bevoegde rechter behandeld moest worden.

Tijdens de zitting op 21 juni 2023 heeft de rechtbank de standpunten van de belanghebbende gehoord. De belanghebbende gaf aan dat hij het niet eens was met de uitspraak van de fiscale bestuursrechter en dat hij alles in het werk stelde om de Belastingdienst te bewegen tot uitbetaling van de teruggaven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de fiscale bestuursrechter terecht onbevoegd was, omdat er geen beslissing was genomen op basis van belastingwetgeving waartegen bezwaar en beroep openstond. Hierdoor kwam de rechtbank niet toe aan de behandeling van de overige gronden van het verzet.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de fiscale bestuursrechter in stand blijft. De belanghebbende werd erop gewezen dat hij zelf een procedure bij de civiele rechter moet starten, aangezien het niet mogelijk is om een verzoekschrift van de fiscale bestuursrechter door te sturen naar de civiele rechter. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5564
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 op het verzet van
[belanghebbende], domicilie kiezend te [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]).

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 25 november 2022, ontvangen bij de rechtbank op 1 december 2022, heeft belanghebbende een verzoekschrift ingediend betreffende de financiële afwikkeling van het niet uitbetalen van negatieve aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
1.2.
Bij brief van 6 december 2022 is belanghebbende medegedeeld dat de (fiscale)bestuursrechter niet bevoegd is om hierover te oordelen en dat het een civiele kwestie betreft die voorgelegd kan worden bij de civiele rechter. Belanghebbende is de mogelijkheid geboden om het beroep in te trekken.
1.3.
Belanghebbende heeft bij brief van 12 december 2022 aangegeven het beroep niet te willen intrekken. Bijlage 14 bij het verzoekschrift is naar zijn mening een besluit, waartegen het verzoekschrift zich richt. Bijlage 14 betreft een brief van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen waarin is medegedeeld dat het opgegeven rekeningnummer niet zal worden opgenomen in de administratie, vanwege het ontbreken van bewijsstukken met betrekking tot de tenaamstelling van de rekening.
1.4.
Bij uitspraak van 17 januari 2023, verzonden op dezelfde dag, heeft de (fiscale) bestuursrechter zich onbevoegd verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft met dagtekening 3 februari 2023 een verzetschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het verzet op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.Overwegingen

Standpunten belanghebbende
2.1.
Belanghebbende voert - zakelijk weergegeven - tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij het er niet mee eens is en verzoekt om de zaak te laten behandelen door een bevoegde rechter. Belanghebbende is zich ervan bewust dat de (fiscale)bestuursrechter misschien niet bevoegd is, maar probeert er alles aan te doen om de situatie opgelost te krijgen en de Belastingdienst ertoe te bewegen dat ze de teruggaven uitbetalen.

3.Oordeel rechtbank

3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de (fiscale) bestuursrechter zich in de uitspraak van 17 januari 2023 terecht onbevoegd verklaard. Er is geen sprake van een ingevolge een belastingwet genomen beslissing waar bezwaar en beroep tegen openstaat. Gelet op de omstandigheid dat de (fiscale) bestuursrechter zich terecht onbevoegd heeft verklaard komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van de overige gronden en de inhoud. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 17 januari 2023 in stand blijft.
3.2.
Belanghebbende verzoekt in verzet of een bevoegde rechter de zaak kan behandelen en of de (fiscale) bestuursrechter het verzoekschrift wilt doorsturen naar de civiele rechter.
Een bij de (fiscale) bestuursrechter ingediend beroep/verzoekschrift doorsturen naar de civiele rechter is niet mogelijk. Belanghebbende zal een eventuele procedure bij de civiele rechter zelf moeten starten.
3.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 5 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.