Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van een beroep. De zaak betreft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende in beroep was gekomen tegen een uitspraak op bezwaar van 2 september 2021. De rechtbank had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde geen machtiging had overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende op te treden. De gemachtigde had verzocht om uitstel voor het indienen van een machtiging, maar na het verstrijken van de termijn was er geen reactie meer ontvangen. De rechtbank heeft de gemachtigde op 24 april 2023 uitgenodigd voor de zitting, maar de gemachtigde is niet verschenen. Tijdens de zitting op 21 juni 2023 heeft de rechtbank het verzet behandeld. De rechtbank oordeelde dat de verplichting voor niet-advocaten om een schriftelijke machtiging te overleggen geen ongerechtvaardigde beperking van de toegang tot de rechter vormt. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er zijn geen proceskosten aan de zijde van de gemachtigde toegewezen.