ECLI:NL:RBZWB:2023:4853

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
BRE-21-4135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen

Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van een beroep. De zaak betreft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende in beroep was gekomen tegen een uitspraak op bezwaar van 2 september 2021. De rechtbank had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de gemachtigde geen machtiging had overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende op te treden. De gemachtigde had verzocht om uitstel voor het indienen van een machtiging, maar na het verstrijken van de termijn was er geen reactie meer ontvangen. De rechtbank heeft de gemachtigde op 24 april 2023 uitgenodigd voor de zitting, maar de gemachtigde is niet verschenen. Tijdens de zitting op 21 juni 2023 heeft de rechtbank het verzet behandeld. De rechtbank oordeelde dat de verplichting voor niet-advocaten om een schriftelijke machtiging te overleggen geen ongerechtvaardigde beperking van de toegang tot de rechter vormt. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er zijn geen proceskosten aan de zijde van de gemachtigde toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4135
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 op het verzet van
[gemachtigde ], gesteld gemachtigde.

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 29 september 2021, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde dag, is gesteld gemachtigde namens [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van 2 september 2021 in beroep gekomen. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen met aanslagnummer [aanslagnummer].
1.2.
Bij brief van 11 oktober 2021 is de gesteld gemachtigde (onder meer) verzocht om een machtiging te overleggen waaruit blijkt dat hij namens belanghebbende beroep heeft mogen instellen. Bij brief van 27 oktober 2021 heeft de gesteld gemachtigde verzocht om uitstel voor het indienen van een machtiging. Bij aangetekende brief van 27 oktober 2021 is uitstel verleend voor het overleggen van een machtiging met een (laatste) termijn van vier weken. In die brief is vermeld dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard kan worden als niet op tijd wordt gereageerd. Van de gesteld gemachtigde is geen reactie meer ontvangen.
1.3.
Bij uitspraak van 28 februari 2022, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
De gesteld gemachtigde heeft met dagtekening 23 maart 2022 een verzetschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de gesteld gemachtigde bij brief van 24 april 2023 uitgenodigd voor de zitting. De rechtbank heeft deze brief aangetekend verstuurd naar het door de gesteld gemachtigde in het beroepschrift opgegeven correspondentieadres. Uit informatie uit het Track & Trace systeem van PostNL blijkt dat de uitnodiging op 25 april 2023 op dat adres is uitgereikt en dat is getekend voor de ontvangst. De rechtbank stelt daarmee vast dat de gesteld gemachtigde correct en op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgenodigd.
1.6.
De rechtbank heeft het verzet op 21 juni 2023 op zitting behandeld. De gesteld gemachtigde is niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2.Overwegingen

2.1.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.
2.2.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Standpunten gesteld gemachtigde
2.3.
De gesteld gemachtigde voert - zakelijk weergegeven - tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de niet-ontvankelijkverklaring in strijd is met de goede rechtsbedeling en rechtszekerheid. De gesteld gemachtigde is van mening dat een barrière wordt opgeworpen voor toegang tot de rechter. Het moeten overleggen van een schriftelijke machtiging is geen gerechtvaardigde beperking, nu een machtiging niet verlangd wordt van advocaten die op hetzelfde terrein optreden. Gesteld gemachtigde verzoekt de rechtbank om de zaak voor te leggen aan de Unierechter.

3.Oordeel rechtbank

3.1.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
3.2.
De gesteld gemachtigde heeft bij het beroepschrift geen informatie gevoegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was beroep in te stellen namens [belanghebbende]. De gesteld gemachtigde is in de gelegenheid gesteld om dat verzuim te herstellen. De rechtbank heeft geen machtiging ontvangen en het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
3.3.
De gesteld gemachtigde heeft in verzet niet betwist dat in de beroepsfase geen machtiging is overgelegd. De gesteld gemachtigde stelt dat de verplichting voor niet-advocaten tot het overleggen van een schriftelijke machtiging, waarvan advocaten bij wet zijn vrijgesteld, in strijd is met het Unierecht. De rechtbank volgt de gesteld gemachtigde niet in zijn stelling. Van een ongerechtvaardigde beperking van de toegang tot de rechter is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
3.4.
In wat de gesteld gemachtigde heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 28 februari 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
3.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 5 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.