ECLI:NL:RBZWB:2023:4821

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
17/1434
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting door een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting. Eiseres, een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds, had verzoeken ingediend om teruggaaf van dividendbelasting over de boekjaren 2002/2003 tot en met 2010/2011. De Belastingdienst had deze verzoeken afgewezen, waarna eiseres bezwaar aantekende. De Belastingdienst verklaarde de bezwaren ongegrond, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 1 juni 2023 zijn eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de Belastingdienst vertegenwoordigd was door inspecteurs. De rechtbank overwoog dat eiseres niet kan worden aangemerkt als opbrengstgerechtigde in de zin van de Wet op de dividendbelasting 1965, omdat het fonds niet voldoet aan de kwalificatie van een fonds voor gemene rekening. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie om haar oordeel te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting en dat eiseres ook geen recht heeft op rentevergoeding over de ingehouden belasting. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 17/1434 tot en met BRE 17/1441

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2023 in de zaken tussen

[belanghebbende], gevestigd te [plaats] (Duitsland), eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kennis- en Expertisecentrum Buitenland, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft de verzoeken van eiseres om teruggaaf van dividendbelasting over de boekjaren 2002/2003, 2004/2005, 2005/2006, 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011 afgewezen (de afwijzing).
Eisers is tegen de afwijzing in bezwaar gegaan. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2023 te Haarlem. Eiseres en de gemachtigde zijn niet verschenen. De gemachtigde van eiseres heeft dit van tevoren aangekondigd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [inspecteur] en [inspecteur].

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds. In de onderhavige jaren hield eiseres belangen in diverse in Nederland gevestigde vennootschappen. Aan eiseres zijn dividenden uitgekeerd waarover in Nederland dividendbelasting is ingehouden.
2. Eiseres is een ‘[X]’ met één participant, die onderworpen is aan winstbelasting in Duitsland.
3. Eiseres heeft om teruggave van de volgende bedragen aan ingehouden dividendbelasting verzocht:
2002/2003: € 2.515
2003/2004: € 4.221
2004/2005: € 3.550
2005/2006: € 3.194
2006/2007: € 2.257
2007/2008: € 1.705
2008/2009: € 2.631
2009/2010: € 5.866
2010/2011: € 6.957
Deze verzoeken zijn afgewezen.

Geschil4. In geschil is of de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. Eiseres stelt, kort samengevat, met een beroep op het Unierecht, dat zij recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting omdat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). Verweerder betwist dat eiseres in aanmerking komt voor enige teruggaaf van dividendbelasting.

5. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
6. Naar het oordeel van de rechtbank kan een [X] met slechts één houder van bewijzen van deelgerechtigdheid in zijn vermogen, zoals eiseres, niet worden aangemerkt als opbrengstgerechtigde in de zin van artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965. Het fonds kwalificeert immers niet als een fonds voor gemene rekening in de zin van artikel 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 omdat een fonds als eiseres moet worden aangemerkt als een privébeleggingsfonds van de participant. Eiseres kwalificeert evenmin als doelvermogen aangezien de participant op basis van de bewijzen van deelgerechtigdheid aanspraak kan maken op het vermogen van eiseres en dit in de weg staat aan een kwalificatie als doelvermogen (zie Hoge Raad 24 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:115, r.o. 3.3.3 en 3.7.4 en Hof Den Bosch 20 juli 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2459). Eiseres’ verwijzing naar de zaak A SCPI (Hof van Justitie van de Europese Unie 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:276) maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank verwijst daarbij naar het door Gerechtshof ’s-Hertogenboschgegeven oordeel van 20 juli 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:2459, r.o. 4.6 – 4.7.5).
7. Tot slot, in het beroepschrift is gemeld dat de beroepen voor zover nodig mede zijn ingediend namens de participant in het fonds. Er is echter op geen enkele wijze beargumenteerd dat en op welke grond de participant aanspraak zou kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting. Eiseres noch de participant kan dus aanspraak maken op teruggaaf van dividendbelasting.
8. Aangezien geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft eiseres evenmin recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting.
9. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, voorzitter, en mr. A.A. Fase en
mr. S.K.A. Efstratiades, leden, in aanwezigheid van mr. T. van Opzeeland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).