ECLI:NL:RBZWB:2023:482
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 26 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd voor de periode van 19 april 2020 tot en met 18 april 2021, alsook een verzuimboete. De rechtbank behandelt de zaak naar aanleiding van het bezwaar dat belanghebbende had ingediend, waarin hij stelde dat de hoorplicht was geschonden omdat hij niet fysiek gehoord was, maar enkel telefonisch. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de hoorplicht inderdaad heeft geschonden, maar dat belanghebbende de zaak niet terugverwezen wil hebben naar de inspecteur, maar dat de rechtbank zelf over het inhoudelijke geschil beslist.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat er gebruik is gemaakt van de weg met de auto tijdens een geldende schorsing. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd, omdat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te voorkomen dat hij zonder handelaarskentekenplaten met de auto gebruik zou maken van de weg. De rechtbank vernietigt daarom de verzuimboete en verklaart het beroep gegrond voor zover het de boetebeschikking betreft, terwijl het beroep voor het overige ongegrond wordt verklaard. De inspecteur moet het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.