ECLI:NL:RBZWB:2023:480
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag en verzuimboete motorrijtuigenbelasting tijdens schorsing
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 26 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 1.170 voor de periode van 30 juni 2020 tot en met 29 juni 2021, alsook een verzuimboete van hetzelfde bedrag. De rechtbank behandelt het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld tegen deze naheffingsaanslag en de verzuimboete, die hij als ongegrond betitelt.
De rechtbank constateert dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een auto waarvan de schorsing van het kentekenbewijs van 5 november 2020 tot en met 7 juli 2021 van kracht was. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag opgelegd op basis van camerabeelden die het gebruik van de auto op 23 juni 2021 aantonen. Belanghebbende stelt dat hij geprobeerd heeft de schorsing op te heffen, maar dat dit niet goed is gegaan. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van de weg tijdens de schorsing onbetwist is en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Wat betreft de verzuimboete oordeelt de rechtbank dat deze in overeenstemming met de wet is opgelegd. Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd dat hij alle redelijke zorg heeft betracht om het verweten feit te voorkomen. De rechtbank concludeert dat de boete passend is en dat er geen aanleiding is voor vermindering. Uiteindelijk wordt het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekent dat zowel de naheffingsaanslag als de verzuimboete in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.