ECLI:NL:RBZWB:2023:48

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4231
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) beoordeeld. Eiser had op 9 december 2020 een AIO-aanvulling aangevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb), maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij niet voldoende informatie had verstrekt. De Svb had eerder om aanvullende informatie gevraagd, maar eiser had niet aan deze verzoeken voldaan. De rechtbank constateert dat eiser wisselend heeft verklaard over onroerend goed in Marokko en dat hij niet in staat was om de gevraagde bewijsstukken te overleggen. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid op eiser rust en dat hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht heeft besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat er onvoldoende gegevens zijn om het recht op AIO-aanvulling vast te stellen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (Svb), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de zijn aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
Bij besluit van 25 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiser tegen het besluit van 21 april 2021 (het primaire besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, zijn gemachtigde, en namens de Svb mr. A. Marijnissen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiser heeft op 9 december 2020 een AIO-aanvulling aangevraagd bij de Svb. Daarop heeft de Svb eiser bij brief van 16 december 2020 verzocht om nadere informatie. Eiser heeft hierop wel gereageerd, maar hij heeft niet alle informatie verschaft en stukken overgelegd waarom de Svb heeft verzocht. De Svb heeft bij brieven van 12 en 19 januari 2021 nogmaals daarom gevraagd. Eiser heeft daarop ook gereageerd. De Svb heeft vervolgens bij brief van 28 januari 2021 verzocht om nadere informatie. Eiser heeft op 4 februari 2021 op dat verzoek gereageerd, maar hij heeft niet de stukken overgelegd waarom de Svb heeft verzocht. Bij brief van 9 februari 2021 heeft de Svb eiser laten weten dat zijn reactie niet compleet is en gevraagd om de Svb extra informatie te sturen. Eisers reacties waren wederom niet volledig.
Op 30 maart 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en de Svb. Tevens is eiser door de Svb nogmaals in de gelegenheid gesteld om stukken te overleggen. Dat heeft hij echter nagelaten.
In het primaire besluit heeft de Svb de aanvraag van eiser afgewezen, omdat zij over te weinig informatie beschikt om de hoogte van de verzochte AIO-aanvulling vast te stellen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
2. Eiser voert aan dat informatie over onroerend goed in Marokko alleen van belang is voor de AIO-aanvulling als hij daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Eiser is echter geen bezitter of eigenaar van het onroerend goed in Marokko en kan daarover dus niet beschikken. Hij heeft een verklaring in Marokko laten opmaken, waaruit volgens hem blijkt dat hij uitsluitend het recht heeft de gemeenschapsgrond te exploiteren. Volgens eiser blijkt uit de door hem overgelegde Marokkaanse exploitatieverklaring eveneens dat hij geen eigenaar is van de grond, zodat de eigendommen op de grond ook niet verkocht mogen worden. Eiser stelt verder dat de Svb nader onderzoek had moeten instellen. Door dit na te laten is gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Wettelijk kader
3. Op grond van artikel 47a, eerste lid, van de Participatiewet heeft de Svb tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling aan alleenstaanden en gehuwden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
Op grond van artikel 53a, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt de Svb welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
Beoordeling
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep rust de bewijslast van bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf. De aanvrager dient de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandsverlenend orgaan om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien daardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [1] In tegenstelling tot wat eiser stelt, was het in deze aanvraagsituatie dan ook in eerste instantie aan hem om voldoende informatie te verschaffen en niet aan de Svb om nader onderzoek in te stellen.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser wisselend heeft verklaard over de woning in Marokko waar zijn vrouw [naam vrouw] woont. Omdat eiser op het aanvraagformulier enkel een postbusnummer heeft vermeld, heeft de Svb hem gevraagd om het exacte adres waar zij woont en om bewijsstukken waaruit blijkt wie de eigenaar is van de woning op dat adres. Daarop heeft eiser in een brief van 15 januari 2021 een adres vermeld en gesteld dat zijn inmiddels overleden ouders eigenaar van de woning waren: hij kan geen stukken overleggen omdat hij slechts een van de erfgenamen is. Op 22 januari 2021 heeft eiser desgevraagd telefonisch aangegeven dat hij en zijn acht broers en zussen de erfgenamen zijn en dat zijn vrouw met een zus van hem in het huis woont, en mogelijk nog met een broer. Bij brief van 28 januari 2021 heeft de Svb eiser verzocht om bewijsstukken waaruit blijkt wie de eigenaar van de woning is en om een taxatie van de woning. Daarop heeft eiser in een brief van 3 februari 2021 gesteld dat hij geen taxatie kan overleggen omdat daarvoor toestemming van alle betrokkenen vereist is en er verdeeldheid is onder de erfgenamen. In reactie op een hernieuwd verzoek van de Svb om de genoemde stukken, heeft eiser vervolgens in een brief van 11 februari 2021 gesteld dat de grond waar het huis op staat eigendom is van de staat: niemand is eigenaar, er zijn geen papieren en er is geen taxatie, aldus eiser. In bezwaar stelt hij dat de woning niet zijn eigendom is en dat hij daarom geen taxatierapport kan overleggen, daarnaast kan hij vanwege COVID-19 niet naar Marokko om andere documenten over de woning te verkrijgen. Ter zitting heeft eiser verklaard dat er überhaupt geen sprake is van een woning, maar van een hut. Deze verklaringen zijn niet met elkaar te rijmen.
6. In beroep heeft eiser de onder overweging 2 genoemde stukken overgelegd. Ter zitting heeft de Svb gesteld dat aan de in Marokko opgemaakte verklaring geen waarde wordt gehecht, nu dit een verklaring van eiser zelf betreft. Er is dan ook geen sprake van objectieve en verifieerbare informatie. Verder wordt aan de exploitatieverklaring door de Svb niet de waarde gehecht die eiser daaraan gehecht wil zien. Nog daargelaten dat eiser ter zitting heeft gesteld dat de daarin opgenomen informatie niet klopt, ziet deze verklaring op een stuk grond, terwijl de Svb heeft verzocht om informatie over het eigendom en de waarde van de woning in Marokko waar zijn vrouw woont. Over die woning heeft eiser nog altijd geen stukken overgelegd noch anderszins duidelijkheid verschaft. De rechtbank kan dit volgen. De Svb heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende gegevens heeft overgelegd om het recht op AIO-aanvulling vast te kunnen stellen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 5 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:812.