ECLI:NL:RBZWB:2023:4767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
BRE-23-95
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2023, wordt het beroep van de belanghebbende beoordeeld. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de inspecteur van de belastingdienst, omdat deze volgens haar niet tijdig had beslist op het bezwaar van 23 juni 2022, betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De rechtbank oordeelt echter dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.

De rechtbank legt uit dat het griffierecht, dat in deze zaak € 50,- bedraagt, tijdig betaald moet worden. De griffier had de belanghebbende in een aangetekende brief van 10 januari 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief kwam echter onbestelbaar retour, waarna een nieuwe brief op 1 februari 2023 naar de gemachtigde is gestuurd. Ondanks een telefonisch contact waarin de belanghebbende aangaf het griffierecht te hebben betaald, bleek uit een later overgelegd betalingsbewijs dat deze betaling betrekking had op een andere beroepsprocedure bij een andere rechtbank.

De rechtbank concludeert dat de belanghebbende geen goede reden heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank verwerpt het standpunt van de belanghebbende dat het griffierecht is betaald en stelt vast dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/95

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld omdat de inspecteur volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 23 juni 2022, betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met aanslagnummer [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een ‘goede’ reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 10 januari 2023 belanghebbende in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Deze brief is onbestelbaar retour gekomen waarna de brief op 1 februari 2023 opnieuw (per gewone postzending) is verstuurd naar het adres van gemachtigde. Belanghebbende heeft het griffierecht niet betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
5. Tijdens een telefonisch contact met de administratie van de rechtbank heeft belanghebbende aangegeven het griffierecht te hebben betaald. Bij brief van 14 april 2023 is aan belanghebbende verzocht de betaling met bewijsstukken aan te tonen. Bij brief van 17 april 2023 overlegt belanghebbende een betalingsbewijs met een betaling van griffierecht op 20 januari 2023. Uit navraag bij het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak blijkt deze betaling voor een andere beroepsprocedure te zijn.
6. Belanghebbende heeft dus geen goede reden gegeven waarom het griffierecht in deze procedure niet is betaald. De betaling die op 20 januari 2023 is gedaan is van een andere beroepsprocedure bij een andere rechtbank. Gelet op de wijze van postverzending kan belanghebbende ook niet eerder dan 1 februari 2023 op de hoogte zijn geraakt van de nota griffierecht in deze procedure. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt dat het griffierecht is betaald. Er is door belanghebbende geen reden gegeven waarom voor deze procedure het griffierecht niet is betaald.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 7 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.