ECLI:NL:RBZWB:2023:4761

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5967
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank inzake loonbeslag op AOW-pensioen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 20 december 2022 inzake de uitvoering van een loonbeslag op zijn AOW-pensioen behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Dit besluit is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Svb had eiser op 8 februari 2023 geïnformeerd dat het beslag op zijn AOW-pensioen per 1 februari 2023 was opgeheven. De rechtbank vroeg eiser om te bevestigen of hij zijn beroep wilde handhaven, waarop eiser aangaf dat hij dit niet zou intrekken totdat schade was vergoed. De rechtbank beoordeelt vervolgens of eiser nog procesbelang heeft. Volgens de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is er alleen sprake van procesbelang als het resultaat van het beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener.

De rechtbank concludeert dat er volledig aan eiser tegemoet is gekomen, aangezien er geen beslag meer op zijn AOW-pensioen ligt. Het verzoek om schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad wordt niet als procesbelang erkend. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5967 AOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (Svb), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de Svb van 20 december 2022 inzake de uitvoering van een loonbeslag.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij brief van 8 februari 2023 heeft de Svb eiser gemeld dat het beslag op zijn AOW-pensioen per 1 februari 2023 is opgeheven. De rechtbank heeft eiser vervolgens gevraagd om binnen twee weken te laten weten of hij naar aanleiding van de inhoud van de brief van 8 februari 2023 zijn beroep wil handhaven. Eiser heeft hierop gereageerd met de mededeling dat hij zijn beroep niet intrekt totdat schade is vergoed.
3. Aan de orde is de vraag of eiser nog procesbelang heeft. Van voldoende procesbelang is, volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] , slechts sprake indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het maken van het instellen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4. De rechtbank stelt vast dat er volledig aan eiser tegemoet is gekomen. Er ligt geen beslag meer op zijn AOW-pensioen. Los van wat er zij van eisers stelling dat er schade zou moeten worden vergoed op grond van een onrechtmatige daad, vormt dit verzoek naar het oordeel van de rechtbank geen procesbelang als door de CRvB bedoeld. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 29 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3330