ECLI:NL:RBZWB:2023:4761
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank inzake loonbeslag op AOW-pensioen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 20 december 2022 inzake de uitvoering van een loonbeslag op zijn AOW-pensioen behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Dit besluit is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Svb had eiser op 8 februari 2023 geïnformeerd dat het beslag op zijn AOW-pensioen per 1 februari 2023 was opgeheven. De rechtbank vroeg eiser om te bevestigen of hij zijn beroep wilde handhaven, waarop eiser aangaf dat hij dit niet zou intrekken totdat schade was vergoed. De rechtbank beoordeelt vervolgens of eiser nog procesbelang heeft. Volgens de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is er alleen sprake van procesbelang als het resultaat van het beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener.
De rechtbank concludeert dat er volledig aan eiser tegemoet is gekomen, aangezien er geen beslag meer op zijn AOW-pensioen ligt. Het verzoek om schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad wordt niet als procesbelang erkend. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat eiser het griffierecht niet terugkrijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2023.