ECLI:NL:RBZWB:2023:4709

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
10259077 CV EXPL 22-4022 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens aanwezigheid van harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een huurwoning. De eisende partij, Stichting Alwel, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, Gewoon Beheer B.V., die als bewindvoerder optreedt voor de huurder, [betrokkene01]. De aanleiding voor de vordering was de ontdekking van een handelshoeveelheid harddrugs (cocaïne) in de huurwoning, wat volgens Alwel een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde.

De feiten van de zaak tonen aan dat de politie op 28 september 2022 de huurwoning heeft doorzocht en daarbij aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en andere drugsgerelateerde zaken heeft aangetroffen. De kantonrechter oordeelde dat de aanwezigheid van harddrugs in de huurwoning een ernstige tekortkoming van de huurder opleverde, ongeacht of de huurder op de hoogte was van de drugs. De kantonrechter benadrukte dat de huurder voldoende toezicht moet houden op wat er in haar woning gebeurt, vooral gezien de eerdere betrokkenheid van haar zoon bij drugshandel.

De kantonrechter heeft de vordering van Alwel tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning toegewezen, maar heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op vier maanden na betekening van het vonnis, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de huurder en haar gehandicapte zoon. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van Alwel toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10259077 \ CV EXPL 22-4022
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
de stichting STICHTING ALWEL,
gevestigd te Roosendaal,
eisende partij,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: [gemachtigde01] als juridisch adviseur werkzaam ten kantore van Stichting Alwel,
tegen
de besloten vennootschap Gewoon Beheer B.V.in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[betrokkene01], geboren [geboortedatum01] 1968, wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] , aan het adres [adres01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gewoon Beheer en [betrokkene01] ,
advocaat: mr. L van der Wijngaart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 april 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene01] huurt sinds 14 november 2008 van (de voorganger van) Alwel de woning gelegen aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de huurwoning). [betrokkene01] heeft vier kinderen; [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] . [betrokkene01] woont in de huurwoning met haar zoon [naam04] (hierna: [naam04] ).
2.2.
Bij beschikking van 10 november 2021 zijn de goederen van [betrokkene01] onder bewind gesteld met benoeming van Gewoon Beheer tot bewindvoerder.
2.3.
In artikel 7 van de huurovereenkomst staat dat de algemene huurvoorwaarden woonruimte november 2004 van toepassing zijn op rechtsverhouding van partijen (hierna: de huurvoorwaarden).
2.4.
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar handel in verdovende middelen door [naam03] (hierna: [naam03] ) is de politie op 28 september 2022 de huurwoning en een berging aan de [adres02] te [plaats01] binnengetreden. Op 5 oktober 2022 heeft de politie hierover een bestuurlijke rapportage opgesteld. In de bestuurlijke rapportage is – voor zover relevant – het volgende vermeld:
Onderzoeksbevindingen
Door het onderzoekteam werden diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden ingezet. Uit deze informatie is gebleken dat [naam03] veelvuldig en meerdere keren per dag de berging gelegen aan de [adres02] te [plaats01] bezocht. Naast [naam03] werd de berging ook meerder malen bezocht door [naam02] en [betrokkene01] . Tijdens het onderzoek bestond het vermoeden dat op deze locatie de verdovende middelen werden bewaard en dat [naam03] steeds zijn voorraad haalde die hij op straat verkocht.
Ook werd duidelijk dat [naam03] en [betrokkene01] met elkaar telefonisch contact hadden met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Vaak bezocht [betrokkene01] na die gesprekken genoemde berging al dan niet met tas.
Op 28 september werd gezien dat [betrokkene01] de woning aan de [adres01] te [plaats01] verliet. Zij ging vervolgens binnen in de berging aan de [adres02] te [plaats01] . Korte tijd later verliet zij de berging met een tas en ging de woning aan de [adres01] weer binnen. De tas die zij op dat moment bij zich had is vaker bij haar gezien op het moment dat zij de berging aan de Jan Darkenisstraat verliet.
Binnentreden van het pand [adres01] [plaats01]
Op 28 september 2022 omstreeks 15.40 uur werden door leden van de Ondersteuningsgroep (OG) binnengetreden aan de [adres01] te [plaats01] . In de woonkamer/eetkamer troffen zij drie vrouwen om de keukentafel met daarop drie zakjes met wit poeder, diverse ponypacks en een weegschaaltje. Eén van de vrouwen zat aan tafel, dit betrof [naam02] , de zus van [naam03] . De twee andere vrouwen betroffen [naam01] (zus van [naam03] ) en [betrokkene01] . Zij liepen weg van de tafel bij binnenkomst van het OG. Deze vrouwen riepen: “Shit, shit, oh nee, shit. Door het OG werd aangegeven dat de woonkamer slechts een kleine ruimte is. Zij stellen dat het niet anders kan, dan dat de drie vrouwen aan de keukentafel hebben gezeten op het moment van binnentreden. Op de eerste verdieping van de woning bleek een deur van een slaapkamer afgesloten te zijn. Na aanroepen werd er open gedaan door [naam03] . Op het bed lagen meerdere briefjes van 50 euro. Alle genoemde personen werden aangehouden terzake het bewerken bereiden en vervaardigen van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet, strafbaar gesteld in de artikelen 2 onder B en D juncto artikel 10 lid 4 en het aanwezig hebben van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet, strafbaar gesteld in artikel 2 onder C juncto artikel 10 lid 3 Opiumwet (…).
2.5.
De politie heeft na doorzoeking de volgende drugs en drugsgerelateerde zaken in de huurwoning aangetroffen en in beslag genomen:
  • Geldbedrag ruim 40.000 euro in coupures van 50 euro
  • 114 gram cocaïne
  • 82 gram wit poeder, onbekend
  • 0,3 gram cocaïne op tafel
  • 31 gele kartonnen wikkels ponypacks
  • 86 lege ponypacks El Chapo
  • 30 volle ponypacks El Chapo
  • 2 volle ponypacks Ponypack
  • Weegschaaltje
  • 17 horloges
  • Meerdere gegevensdragers
  • Meerdere sieraden en sieradensets
  • 3 personenauto’s (2x Mercedes, 1x Audi)
2.6.
Voor zover relevant staat verder in de bestuurlijke rapportage vermeld:
“(…)Aangetroffen verdovende middelen
Het aangetroffen wit poeder werd door de politie gewogen en nader onderzocht. Hierbij zijn de middelen door de politie onder meer indicatief getest. Uit het onderzoek bleek dat er in de woning een totale hoeveelheid van 114,93 gram cocaïne aanwezig was. Cocaïne komt voor op lijst I van de Opiumwet. De politie concludeert daarom dat er op 28 september 2022 in het pand aan de [adres01] te [plaats01] een ruime handelshoeveelheid van 114,93 gram harddrugs aanwezig was.”
Verklaringen verdachten
[naam03] verklaarde dat hij met zijn vader woonachtig is aan de [adres03] te [plaats01] maar dat hij vaak bij zijn moeder verblijft om voor zijn broertje [naam04] te zorgen. Hij heeft geen eigen slaapkamer op het adres [adres01] te [plaats01] . Hij verklaarde dat de aangetroffen drugs van hem zijn. Zijn moeder en zussen hebben niets verkeerd gedaan en staan hier helemaal buiten (…)”.
“(…) [betrokkene01] verklaarde dat zij buiten was aan het ophangen was toen zij werd aangehouden door de politie. Zij verklaarde dat ze schulden heeft en dat ze niets weet van de drugs die op tafel lagen. [betrokkene01] verklaarde niets te weten over de berging aan de [adres02] te [plaats01] en dat ze daar niet is geweest.”
2.7.
De politie heeft de burgemeester van de [gemeente01] in overweging gegeven om op basis van de bestuurlijke rapportage passende bestuurlijke maatregelen te nemen. Bij brief van 7 november 2022 heeft de burgemeester het voornemen tot sluiten van de huurwoning medegedeeld aan Alwel. Na het indienen van een zienswijze door de gemachtigde van [naam04] heeft de burgemeester afgezien van het sluiten van de huurwoning en een last onder dwangsom opgelegd.
2.8.
Alwel heeft bij brief van 22 november 2022 [betrokkene01] de mogelijkheid geboden om de huurovereenkomst zelf op te zeggen, om een juridische procedure te voorkomen. [betrokkene01] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Het geschil
2.9.
Alwel vordert – samengevat – na akte eiswijziging, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst van partijen te ontbinden;
II. Gewoon Beheer in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] (voor zover het bewind nog voortduurt) en [betrokkene01] (voor zover het bewind is opgeheven) te veroordelen tot ontruiming van de huurwoning;
III. Gewoon Beheer in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] (voor zover het bewind nog voortduurt) en [betrokkene01] (voor zover het bewind is opgeheven) te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding vanaf datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot daadwerkelijke ontruiming van de huurwoning, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf datum van opeisbaarheid tot datum van algehele voldoening daarvan;
IV. Gewoon Beheer in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] (voor zover het bewind nog voortduurt) en [betrokkene01] (voor zover het bewind is opgeheven) te veroordelen in de proceskosten en in de nakosten.
2.10.
Alwel stelt zich – samengevat – op het standpunt dat [betrokkene01] in strijd handelt met artikelen 6.3, 6.4, 6.6 en 6.8 van de huurvoorwaarden en artikelen 7:213 BW en 7:214 van het Burgerlijk Wetboek (BW) doordat zij in strijd met de Opiumwet een handelshoeveelheid harddrugs (cocaïne) in de huurwoning aanwezig heeft gehad. Zij heeft de huurwoning gebruikt dan wel laten gebruiken voor de opslag daarvan. De aanwezigheid van harddrugs zorgt voor een negatieve uitstraling op de woonomgeving en brengt risico’s met zich mee voor de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Daarbij komt dat Alwel ten aanzien van drugs-gerelateerde activiteiten in haar woningen een ‘zero tolerance’ beleid voert. Alwel beoogt met dit beleid een afschrikwekkende werking en een signaal richting medehuurders en omwonenden af te geven dat gedragingen als de onderhavige niet worden getolereerd. Voor zover de in de huurwoning aangetroffen harddrugs en attributen de verantwoordelijkheid van iemand anders dan [betrokkene01] waren kan dit [betrokkene01] niet baten. [betrokkene01] is op grond van artikel 7:219 BW als huurder jegens de verhuurder immers op gelijke wijze aansprakelijk voor eigen gedragingen als aansprakelijk voor gedragingen van hen die met haar goedvinden de huurwoning gebruiken of daar zijn. Deze ernstige tekortkoming van [betrokkene01] in de nakoming van de huurovereenkomst rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning, aldus Alwel.
2.11.
Gewoon Beheer voert verweer. [betrokkene01] kan geen verwijt worden gemaakt van de aanwezigheid van harddrugs in haar huurwoning en daarom is de gevorderde ontbinding niet gerechtvaardigd. Daar komt bij dat er ook bijzondere persoonlijke omstandigheden zijn die meebrengen dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. [betrokkene01] heeft een erg lange huurrelatie met Alwel en heeft zich altijd als goed huurster gedragen. Er is een goede band met buren en er is geen overlast of gevaar voor de woonomgeving veroorzaakt. Daarbij is de ernstig gehandicapte zoon van [betrokkene01] , [naam04] , zeer afhankelijk van de aangepaste huurwoning. Er is geen vergelijkbare woonruimte beschikbaar, dat feitelijk betekent dat hij en [betrokkene01] dakloos raken. Tot slot heeft de burgemeester een last onder dwangsom opgelegd, zodat de rust in de huurwoning is gewaarborgd en Alwel geen belang meer heeft bij een ontruiming.
2.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover nodig – nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de akte wijziging van eis van Alwel, overgelegd als productie bij het oproepingsexploot van 11 januari 2023, blijkt dat Alwel haar vorderingen niet alleen tegen Gewoon Beheer in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene01] heeft ingesteld, maar tevens (voorwaardelijk) heeft ingesteld tegen [betrokkene01] zelf, namelijk voor zover het bewind is opgeheven. Vaststaat dat het bewind over de goederen van [betrokkene01] niet is opgeheven.
3.2.
Tijdens het bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 BW). Uit vaste jurisprudentie blijkt dat ook in een procedure betreffende een gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde de bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende optreedt als formele procespartij (ECLI:NL:HR:2014:525). Dit betekent dat Alwel haar vorderingen alleen tegen de bewindvoerder had moeten instellen en niet tevens (voorwaardelijk) tegen [betrokkene01] . De kantonrechter zal Alwel daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar voorwaardelijke vorderingen tegen [betrokkene01] .
3.3.
Kern van het geschil is de vraag of sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [betrokkene01] die ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning rechtvaardigt.
3.4.
Alwel heeft een bestuurlijke rapportage overgelegd van de politie die is opgemaakt naar aanleiding van het binnentreden in de huurwoning op 28 september 2022. Voorop wordt gesteld dat in deze bestuurlijke rapportage uitdrukkelijk is vermeld dat deze naar waarheid is opgemaakt op basis van op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Als uitgangspunt geldt dat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.
3.5.
Uit die bestuurlijke rapportage volgt, kort gezegd, dat een ruime handelshoeveelheid drugs (>114 gram cocaïne) is aangetroffen in huurwoning en ook goederen ten behoeve van het verpakken van drugs (ponypacks en een weegschaaltje). Ook is in de bestuurlijke rapportage vermeld dat er op het moment dat de politie de huurwoning binnentrad drie vrouwen, [betrokkene01] en haar twee dochters, in de woonkamer (een kleine ruimte) werden aangetroffen om de keukentafel waarop drie zakjes met wit poeder, diverse ponypacks en een weegschaaltje stond, en er “shit, shit, oh nee shit” werd geroepen. [betrokkene01] heeft aangevoerd dat zij de bestuurlijke rapportage niet erkend; dat zij niets te maken heeft met de drugs die in de huurwoning is aangetroffen en zij er niet van op de hoogte was. Zij heeft echter niets aangevoerd op grond waarvan aan de inhoud van de bestuurlijke rapportage kan worden getwijfeld. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid daarvan.
3.6.
Dit betekent dat voldoende is komen vast te staan dat in de huurwoning een handelshoeveelheid harddrugs aanwezig was. Daarmee staat vast dat [betrokkene01] zich niet als goed huurster heeft gedragen en in strijd met artikelen 6.3 en 6.8 van de huurvoorwaarden heeft gehandeld dat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Dat er (nog) geen strafrechtelijke vervolging heeft plaatsgevonden is verder niet van belang.
3.7.
Overigens al zou het zo zijn dat [betrokkene01] niet van de aanwezigheid van de harddrugs in de huurwoning op de hoogte was, omdat zij veel naar België afreisde voor de behandeling van haar inmiddels overleden ex-echtgenoot en/of in de tuin was en pas toen zij de woonkamer inkwam omdat de politie binnentrad “het” zag liggen (en toen uit haar dak is gegaan) dan ook is zij tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij dient als huurder immers ingevolge artikel 7:219 BW voldoende toezicht te houden op wat in haar woning gebeurt en daarmee ook op haar zoon [naam03] , van wie volgens haar de aangetroffen harddrugs en bijbehorende goederen waren. Dat heeft zij dan niet gedaan. Daarbij komt dat zij niet betwist dat [naam03] al eerder, in 2020, in aanraking was geweest met de politie in verband met het witwassen van drugsgeld, zodat zij ook als een gewaarschuwd mens had te gelden en van haar ook verwacht mocht worden dat zij beter had kunnen en moeten weten.
3.8.
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
3.9.
De kantonrechter stelt voorop dat het voorhanden hebben van een handelshoeveelheid harddrugs in de huurwoning een ernstige tekortkoming van de huurder is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het is algemeen bekend dat activiteiten in strijd met de Opiumwet vaak overlast- en veiligheidsrisico’s voor omwonenden kunnen opleveren. Alwel heeft er daarom een groot belang bij om streng op te treden en haar zero tolerance-beleid te hanteren bij overtreding van haar huurvoorwaarden.
3.10.
[betrokkene01] heeft niet weersproken dat zij van dit zero tolerance-beleid van Alwel op de hoogte was. Het verweer van [betrokkene01] dat geen sprake was van overlast of klachten omtrent het gebruik van de huurwoning, dat dzij een goed band heeft met haar buren en dat er sprake is van een lange huurrelatie tussen Alwel en haar, waarbij zij wijst op door haar overgelegde verklaringen van omwonenden, doet niet af aan de ernst van de tekortkoming. Gelet op de aanwezigheid van een handelshoeveelheid cocaïne is er immers wèl een riscio op overlast. Dit risico hoeft Alwel niet te accepteren. Daarbij komt dat dit risico wel min of meer is gerealiseerd door de politie-inval in de huurwoning, die een negatieve uitstraling heeft op de woonomgeving.
3.11.
Ook het feit dat de burgemeester van Breda niet is overgegaan tot sluiting van de huurwoning, maar een last onder dwangsom heeft opgelegd, leidt niet tot het oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd. Het bestuursrechtelijke toetsingskader is immers een ander toetsingskader dan het civielrechtelijke, waarbij de kantonrechter een eigen belangenafweging maakt.
3.12.
De stelling van Gewoon Beheer dat [betrokkene01] niets te maken heeft met de in de huurwoning aangetroffen drugs en andere zaken komt de kantonrechter niet geloofwaardig voor. Zoals hiervoor al is overwogen heeft zij de bestuurlijke rapportage, waaruit naar voren komt dat in de woonkamer, die een kleine ruimte is, een tafel stond met daarop drie zakjes met daarin wit poeder, diverse ponypacks en een weegschaaltje, onvoldoende betwist. Vaststaat dus dat dat zo is aangetroffen. Dat die spullen allemaal zijn neergezet in de korte tijd dat [betrokkene01] stelt bezig te zijn geweest met de was ophangen is zonder nadere uitleg en toelichting niet aannemelijk.
3.13.
Gewoon Beheer voert tevens aan dat [naam04] ernstig gehandicapt is. Hij heeft lichamelijke beperkingen, functioneert op het niveau van een kind van 5 jaar oud; heeft een CIZ-indicatie voor blijvende intensieve zorg en is gediagnostiseerd met Schizofrenie, een angststoornis en psychoses. In verband hiermee is de woning aangepast. De zolderkamer is wit, zodat [naam04] zich kan terugtrekken in een prikkelarme omgeving. Op de kamerdeuren zitten sloten, zodat mensen en spullen beschermd zijn tegen agressieve aanvallen van [naam04] . De keuken is losgekoppeld van gas (er wordt in een schuurtje dat van binnenuit kan worden afgesloten) gekookt, omdat de aanwezigheid van gas een risico is voor [naam04] . [naam04] is zeer afhankelijk van de – op hem aangepaste – huurwoning en daarom moet de huurovereenkomst in stand blijven. Gewoon Beheer heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar foto’s van de huurwoning, een medisch onderzoeksrapport over [naam04] van 13 maart 2013 en een verwijsbrief van de huisarts. Het verlies van de huurwoning bedreigt de ontwikkeling van [naam04] , en voor een vergelijkbare huurwoning komt [betrokkene01] niet in aanmerking zodat zij en [naam04] dakloos raken, aldus Gewoon Beheer.
3.14.
Met Gewoon Beheer is de kantonrechter het eens dat [naam04] geen blaam treft voor datgene dat zich in de huurwoning heeft afgespeeld. Verder onderkent de kantonrechter dat [betrokkene01] en [naam04] een belang hebben bij het behoud van de huurwoning. Dit belang is echter onvoldoende zwaarwegend om aan een ontbinding van de huurovereenkomst in de weg te staan. De kantonrechter overweegt als volgt. Uit het door [betrokkene01] overgelegde onderzoeksrapport over [naam04] uit 2013, dat is opgemaakt om te kijken welk onderwijs passend is voor hem, blijkt dat [naam04] zeer moeilijk lerend is en er sprake is van een grote achterstand vergeleken met leeftijdsgenootjes. In zoverre volgt hieruit dat hij meer hulp nodig heeft. Hoewel - zoals Alwel aangeeft - uit dit onderzoeksrapport en de verwijsbrief van de huisarts niet volgt dat [naam04] angst- en agressieaanvallen heeft blijkt wel voldoende van een kwetsbare man. Uit de stellingen van [betrokkene01] en overgelegde foto’s van de woning blijkt echter niet van zeer bijzondere aanpassingen aan de woning, die niet makkelijk in een andere woning zijn te realiseren. De aanpassingen zien immers slechts op sloten op de deuren, een lichte kleur kamer en het niet koken op gas binnenshuis. Op grond van het vorenstaande gaat de kantonrechter er vanuit dat [naam04] weliswaar (psychisch) hulpbehoevend is, maar dat niet is gebleken dat hij niet elders met wat kleine aanpassingen kan gaan wonen en of zorg kan ontvangen. De kantonrechter begrijpt dat het voor [betrokkene01] (en [naam04] ) niet eenvoudig zal zijn om in de huidige woningmarkt een vergelijkbare huurwoning te vinden, echter daarbij weegt mee dat het [betrokkene01] zelf is geweest die het behoud van haar huurwoning op het spel heeft gezet. Tot slot is het de kantonrechter gebleken dat [betrokkene01] zich heeft ingeschreven in het woonruimteverdelingssysteem ‘Klik voor Wonen’, zodat zij in aanmerking kan komen voor andere woonruimte in de regio. De kantonrechter heeft bovendien de indruk dat de familie van [betrokkene01] zich erg bekommert over haar welzijn en dat van [naam04] , en dat (tijdelijke) opvangmogelijkheden bij familie niet uitgesloten lijken te zijn.
3.15.
Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter de tekortkoming van [betrokkene01] in de nakoming van de huurovereenkomst voldoende zwaarwegend om de vordering van Alwel tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toe te wijzen. De kantonrechter ziet – gezien de persoonlijke omstandigheden van [naam04] – aanleiding om de ontruimingstermijn te stellen op vier hmaanden na betekening van dit vonnis.
3.16.
Gewoon Beheer heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde gebruiksvergoeding na ontbinding, gelijk aan de geldende huurprijs, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter zal deze vordering toewijzen, met dien verstande dat de wettelijke rente ingaat vanaf de verzuimdatum op de voet van artikel 6:83 sub b BW.
3.17.
Gewoon Beheer heeft het verweer gevoerd dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaring dient te worden afgewezen. [betrokkene01] gedraagt zich als goed huurster en er zijn geen incidenten meer geweest. Een tenuitvoerlegging van het vonnis zal betekenen dat [betrokkene01] (en [naam04] ) de huurwoning definitief kwijtraken, dat in verband met een eventuele herbeoordeling van de zaak in hoger beroep ongewenst is. Naar het oordeel van de kantonrechter vormen de geschetste omstandigheden geen grond om het belang van Gewoon Beheer bij behoud van de bestaande toestand zwaarder te laten wegen dan het belang van Alwel bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van dit vonnis. Alwel voert een ‘zero tolerance’ beleid en zij moet – gelet op de aard en ernst van de tekortkoming van [betrokkene01] – uitvoering aan dit beleid kunnen geven om verloedering van de woonomgeving tegen te gaan. Dat er al langere tijd geen incidenten meer zijn geweest doet hieraan geen afbreuk. De kans is inderdaad groot dat de huurwoning niet meer beschikbaar is na een eventueel hoger beroep, maar gelet op de tekortkoming komt dit voor rekening en risico van [betrokkene01] . Het vonnis zal derhalve, als gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3.18.
Gewoon Beheer is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Aan het verweer omtrent de substantiёringsplicht zal de kantonrechter voorbijgaan nu Gewoon Beheer niet in haar procesbelangen is geschaad. De proceskosten aan de zijde van Alwel worden tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
128,00
- salaris advocaat
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
653,43
3.19.
De nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart Alwel niet ontvankelijk in haar voorwaardelijke vorderingen jegens [betrokkene01] ,
4.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Alwel en [betrokkene01] en veroordeelt Gewoon Beheer q.q. om binnen vier maanden na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te [plaats01] te verlaten en ontruimen, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, en verlaten en ontruimd te houden met afgifte van alle passende sleutels aan Alwel,
4.3.
veroordeelt Gewoon Beheer q.q. om aan Alwel te betalen een gebruiksvergoeding gelijk aan de laatstelijk verschuldigde maandhuur van € 648,26 per maand, opeisbaar vanaf de eerste dag van de maand waarop de vergoeding betrekking heeft tot en met de datum waarop de woning daadwerkelijk is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente over iedere termijn vanaf datum van verzuim tot de dag van algehele voldoening,
4.4.
veroordeelt Gewoon Beheer q.q. in de proceskosten, aan de zijde van Alwel tot dit vonnis vastgesteld op € 653,43,
4.5.
veroordeelt Gewoon Beheer q.q. in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de proceskostenveroordeling is voldaan,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman - Knoester en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.