9.2Deze beroepsgrond slaagt. In de beleidsregels is geen definitie opgenomen van aansluitend terrein. Ter zitting heeft het college aangegeven dat het perceel van vergunninghoudster het aansluitende terrein is en niet de omliggende percelen van derden.
De rechtbank twijfelt over de juistheid van de invulling van deze definitie door het college. De uitleg van het college betekent dat een vergunninghouder door het (kunstmatig) ophogen van zijn perceel altijd hoger zou kunnen bouwen dan het bestemmingsplan maximaal toelaat. Ook het normaal spraakgebruik en het Bouwbesluit 2012 gaan uit van een andere invulling van dit begrip dan het college. Bij de beoordeling van de voorliggende omgevingsvergunning is echter wel uitgegaan van deze invulling. De rechtbank komt ook bij deze uitleg door het college tot de conclusie dat met het realiseren van de woning aan de [adres] 11 te [plaatsnaam] de maximale toegelaten hoogte uit het bestemmingsplan wordt overschreden.
Vergunninghoudster heeft ter zitting verklaard dat de woning is aangekleed, waarmee zij bedoelt dat de tuin op de woning aansluit. Zij heeft haar perceel bij de grenzen met de percelen van de buren op die perceelhoogtes laten aansluiten. De hoogte van haar perceel aansluitend aan de het perceel van eisers 1 bedraagt 5,55 m. boven het NAP, aan de kant van het perceel van eisers 2 is dit 5,59 m. boven het NAP en bij de buren op nummer 10 is de hoogte van haar perceel 5,67 m. boven het NAP. De gemiddelde hoogte van haar perceel is 5,60 m. boven het NAP, zo heeft zij ter zitting verklaard.
De redenering van het college volgend, betekent dit dat op het aansluitend terrein de maximaal toegestane hoogte uit het bestemmingsplan – 8,8 meter – wordt overschreden. Immers uitgaande van de gemiddelde hoogte van het perceel (5,60 m. boven het NAP) minus het peil van het perceel (5,37 m. boven het NAP) plus de hoogte van de woning (8,7 m.) is sprake van een bouwhoogte van 8,93 m. Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat zelfs op het laagst genoemde punt van het perceel – ter hoogte van het perceel van eisers 1 – sprake is van een overschrijding van de maximale bouwhoogte uit het bestemmingsplan ((5,5 m.- 5,37 m.) + 8,7 m. = 8,83 m.).
Het college heeft dit niet onderkend en in strijd met zijn eigen beleid medewerking verleend aan de afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank is van oordeel dat de bestreden besluiten onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd zijn genomen.
De rechtbank zal de bestreden besluiten daarom vernietigen. Bespreking van de overige beroepsgronden kan daarom achterwege blijven.
Wat betekent dit voor partijen?
10. Uit het voorgaande volgt dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a en onder 2˚van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Bor. De rechtbank verklaart daarom de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten.
Het college zal opnieuw op de bezwaren van eisers 1 en 2 moeten beslissen. Voor wat betreft de woning aan de [adres] 11 te [plaatsnaam] geldt dat daarvoor de oorspronkelijke omgevingsvergunning van 25 augustus 2016 en het besluit van 22 april 2020 (gewijzigd peil) herleven. Tussen partijen is niet in geschil dat het peil – vastgesteld bij besluit van 22 april 2020 – onjuist is.
De rechtbank geeft het college – in verband met de nieuw te nemen beslissingen op bezwaar – uitdrukkelijk mee dat het peil van 5,37 m. boven het NAP als uitgangspunt moet worden genomen bij verdere procedures. Bovendien moet het college – als zij de feitelijke situatie wil legaliseren – rekening houden dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3˚van de Wabo de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.
11. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eisers 1 en 2 het door hen betaalde griffierecht vergoed. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding aangezien het formulier proceskostenvergoeding van eisers 2 te laat is ingediend. De rechtbank heeft dit formulier ontvangen nadat het onderzoek ter zitting is gesloten en zij ziet onvoldoende aanleiding voor heropening.