Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2:
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12, eerste lid, eerste volzin:
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Artikel 8:3, eerste lid, onder a:
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
Artikel 1, tweede lid, onder b en vierde lid onder a en b:
2. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder "vis":
b. schaal- en schelpdieren van de door Onze Minister aangewezen soorten, delen van deze dieren, alsmede zeesterren en zee- of koraalmos;
4. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
a. "visserijzone": zone bestaand uit de territoriale zee van Nederland, vastgesteld bij artikel 1 van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, en de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, voorzover deze betrekking heeft op het Europese deel van Nederland;
b. "zeevisserij": het vissen in zee, met inbegrip van het vissen in de visserijzone en in daaraangrenzende, bij algemene maatregel van bestuur als zeegebied aangewezen wateren.
1. In het belang van de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder b, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld, die kunnen strekken tot instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden in die wateren onderscheidenlijk tot een beperking van de vangstcapaciteit. Bij het stellen van zodanige regelen kan mede rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
Uitvoeringsregeling visserij (UV)
Artikel 21:
Het is verboden te vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren met uitzondering van de Westerschelde.
1. De in de artikelen 12, 17, onderdelen b, c en d, 19 en 21 gestelde verboden, gelden niet voor degene, die is voorzien van een vergunning van de Minister.
Artikel 70, eerste en derde lid, onder a:
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 36, bestemd voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, bevat met ingang van 1 januari 2002 de volgende gegevens:
a. de naam van de vergunninghouder, en
b. de lettertekens, het nummer, het motorvermogen en de tonnage van het visservaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend.
3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van een vissersvaartuig slechts verleend indien:
a. het vissersvaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend en de vergunninghouder afstand heeft gedaan van zijn gehele vergunning ten gunste van de aanvrager van de vergunning en het totaal verleende aantal vergunningen als bedoeld in het eerste lid niet toeneemt.
Bijlage 1. Vissen, schaal- en schelpdieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet, behorend bij artikel 2
Schaaldieren
125. Noordzeegarnaal, Crangon crangon (Linnaeus, 1758)
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Titel I: De interne markt
1. De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen terzake van de Verdragen.
2. De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen.
3. Op voorstel van de Commissie stelt de Raad de noodzakelijke beleidslijnen en voorwaarden vast om een evenwichtige vooruitgang in het geheel der betrokken sectoren te garanderen.
Titel II: Het vrije verkeer van goederen
1. De Unie omvat een douane-unie welke zich uitstrekt over het gehele goederenverkeer en welke zowel het verbod medebrengt van in- en uitvoerrechten en van alle heffingen van gelijke werking in het verkeer tussen de lidstaten onderling als de invoering van een gemeenschappelijk douanetarief voor hun betrekkingen met derde landen.
2. De bepalingen van artikel 30 en van hoofdstuk 3 van deze titel zijn van toepassing op de producten welke van oorsprong zijn uit de lidstaten alsook op de producten uit derde landen welke zich in de lidstaten in het vrije verkeer bevinden.
Artikel 29
Als zich bevindend in het vrije verkeer in een lidstaat worden beschouwd: de producten uit derde landen waarvoor in genoemde staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend.
Hoofdstuk 1. De Douane-unie
Artikel 30
In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. Zulks geldt eveneens voor douanerechten van fiscale aard.
Artikel 31
De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden door de Raad vastgesteld op voorstel van de Commissie.
Artikel 32
Bij de uitvoering van de taken die haar krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk toevertrouwd zijn, laat de Commissie zich leiden door:
a. de noodzaak het handelsverkeer tussen de lidstaten en derde landen te bevorderen;
de ontwikkeling van de mededingingsvoorwaarden binnen de Unie in de mate waarin deze ontwikkeling het vermogen tot mededinging van de ondernemingen zal doen toenemen;
de behoeften van de Unie aan grondstoffen en halffabrikaten, waarbij zij ervoor waakt dat de mededingingsvoorwaarden met betrekking tot eindproducten tussen de lidstaten niet worden vervalst;
de noodzaak om ernstige verstoringen van het economisch leven der lidstaten te vermijden en een rationele ontwikkeling van de productie alsook een verruiming van het verbruik in de Unie te waarborgen.
Hoofdstuk 2. De douanesamenwerking
Artikel 33
Binnen het toepassingsgebied van de Verdragen nemen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen ter versterking van de douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie.
Hoofdstuk 3. Verbod op kwantitatieve beperkingen tussen de lidstaten
Artikel 34
Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.
Artikel 35
Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.
Artikel 36
De bepalingen van de artikelen 34 en 35 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.
1. De lidstaten passen hun nationale monopolies van commerciële aard aan in dier voege dat elke discriminatie tussen de onderdanen van de lidstaten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft is uitgesloten.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elk lichaam waardoor een lidstaat de invoer of de uitvoer tussen de lidstaten in rechte of in feite rechtstreeks of zijdelings beheerst, leidt of aanmerkelijk beïnvloedt. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de door een staat gedelegeerde monopolies.
2. De lidstaten onthouden zich ervan enige nieuwe maatregel te treffen welke tegen de in lid 1 vermelde beginselen indruist of de draagwijdte van de artikelen inzake het verbod op douanerechten en kwantitatieve beperkingen tussen de lidstaten beperkt.
3. Wanneer er een monopolie van commerciële aard bestaat, dat een regeling ter vergemakkelijking van de afzet of van de valorisatie van landbouwproducten omvat, dienen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel gelijkwaardige waarborgen te worden gegeven voor de werkgelegenheid en de levensstandaard van de betrokken producenten.
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
Artikel 15. Vrijheid van beroep en het recht te werken
1. Eenieder heeft het recht te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen.
2. Iedere burger van de Unie is vrij, in iedere lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen en diensten te verrichten.
3. Onderdanen van derde landen die het toegestaan is op het grondgebied van de lidstaten te werken, hebben recht op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke de burgers van de Unie genieten.
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
TITEL IV
Nationale maatregelen
Artikel 19. Maatregelen van de lidstaten die van toepassing zijn op vissersvaartuigen die hun vlag voeren of op personen die op hun grondgebied zijn gevestigd
1. Lidstaten kunnen maatregelen voor de instandhouding van in de Uniewateren aanwezige visbestanden vaststellen, op voorwaarde dat die maatregelen aan de volgende vereisten voldoen:
a. a) zij zijn uitsluitend van toepassing op vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, of, in het geval van visserijactiviteiten die niet door een vissersvaartuig worden verricht, op personen die zijn gevestigd op dat deel van zijn grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is;
b) zij zijn verenigbaar met de in artikel 2 bedoelde doelstellingen;
c) zij zijn ten minste even stringent als de maatregelen op grond van het Unierecht.
2. Een lidstaat brengt, voor controledoeleinden, de overige betrokken lidstaten op de hoogte van krachtens lid 1 vastgestelde bepalingen.
3. De lidstaten maken relevante informatie over de maatregelen die overeenkomstig dit artikel zijn vastgesteld, openbaar.