ECLI:NL:RBZWB:2023:4670

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3062
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een Garnalenvergunning Visserijzone door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Garnalenvergunning Visserijzone (GV) beoordeeld. De aanvraag was door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit afgewezen op 30 november 2021, en het bezwaar hiertegen werd op 6 mei 2022 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 23 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en vertegenwoordigers van de Nederlandse Vissersbond aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag op juiste gronden is gebeurd, waarbij de relevante wet- en regelgeving, zoals artikel 70 van de Uitvoeringsregeling visserij, is toegepast. Eiseres voerde aan dat de afwijzing in strijd was met Europese regelgeving, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zijn besluitvorming op een deugdelijke manier heeft gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de vergunning in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van vergunningen voor de garnalenvisserij en de regels die daarbij komen kijken, evenals de rol van de minister in het beheer van de visserij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3062 BESLU

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Maakal),
en

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. P.J. Kooiman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Garnalenvergunning Visserijzone (GV) op grond van de Uitvoeringsregeling visserij.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 30 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld.
Namens eiseres waren hierbij aanwezig de gemachtigde, en de heren [naam voorzitter nederlandse vissersbond] (voorzitter Nederlandse Vissersbond), [naam bestuurder] (bestuurder eiseres), en [naam nederlandse vissersbond] (Nederlandse Vissersbond). Namens de minister hebben de gemachtigde en mr. I.A.L. Widdershoven via Teams aan de zitting deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

Garnalenvergunning Visserijzone (GV)
2. Om op garnalen te mogen vissen is in Nederland een vergunning nodig. Er zijn vergunningen voor de kustwateren en de Visserijzone. Welke vergunning nodig is, ligt aan waar er wordt gevist en welke vistuigen worden gebruikt.
Er zijn 4 soorten vergunningen:
  • Garnalenvergunning Visserijzone (GV);
  • Garnalenvergunning Visserijzone Bordennet (GVB);
  • Garnalenvergunning Kustwateren (GK); en
  • Garnalenvergunning Kustwateren Bordennet (GKB).
Een aanvraag voor een GV kan worden ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Naast een GV is ook een vismachtiging lijst 1 nodig. Dit is een vismachtiging voor de boomkorvisserij in de 12-mijlszone en de Scholbox. Verder is voor garnalenvisserij in Natura 2000-gebieden ook een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig.
Deze procedure
2.1.
Op 15 november 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een GV ingediend bij RVO voor het vaartuig [naam vaartuig] ’.
2.2.
Bij besluit van 30 november 2021 (primair besluit) heeft de minister deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 70, derde lid, sub a, van de Uitvoeringsregeling visserij (hierna: de UV). Dit artikel bepaalt dat een vergunning ten aanzien van een vissersvaartuig slechts wordt verleend, indien het vissersvaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien van waarvan een vergunning is verleend en de vergunninghouder afstand heeft gedaan van zijn gehele vergunning ten gunste van de aanvrager van de vergunning en het totaal aantal verleende vergunningen niet toeneemt.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.4.
Bij het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres door de minister. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Verslag van de hoorzitting
6.1.
Eiseres heeft haar beroepsgrond, dat er geen verslag van de hoorzitting is opgemaakt, aldus gewijzigd dat het verslag van de hoorzitting meermaals een mening van de opsteller bevat en een verkeerde naamsvermelding bevat, en bovendien niet volledig is. Eiseres vindt dat deze weergave van wat besproken is tijdens de hoorzitting, maakt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. [1]
6.2.
Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat de plicht tot schriftelijke verslaglegging op verschillende wijzen kan worden vormgegeven. Zo kan bijvoorbeeld ook uit de beslissing op bezwaar blijken wat op de hoorzitting is besproken.
6.3.
De rechtbank overweegt dat er in dit geval een vrij uitgebreid verslag van de hoorzitting is opgemaakt en dat zo’n verslag geen woordelijke weergave hoeft te zijn van wat er is gezegd. Dat zaken die wel zijn genoemd, niet in het verslag zijn opgenomen, betekent niet dat zij niet gehoord zijn en niet meegewogen zijn bij de besluitvorming. De besluitvorming is dus niet reeds daarom onzorgvuldig geweest. Anders dan eiseres aanvoert, ziet de rechtbank in het verslag ook geen weergave van de mening van de opsteller van het verslag. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mandaat
7. In beroep heeft eiseres vraagtekens gezet bij het mandaat waarmee het bestreden besluit is genomen. Op de zitting heeft eiseres deze beroepsgrond ingetrokken.
Moivering bestreden besluit
8.1.
Eiseres voert aan dat het bestreden besluit inhoudelijk onvoldoende is gemotiveerd. Naast het feit dat eiseres graag een GV zou verkrijgen om op garnalen te vissen, is deze procedure mede geïnitieerd om antwoord te krijgen op de voor eiseres zeer principiële vraag of er (nog) een rechtvaardiging is voor de ring rond de garnalenvisserij.
In bezwaar heeft eiseres gemotiveerd gesteld dat de beperking die voortvloeit uit artikel 70, derde lid, onder a, van de UV in strijd is met het bepaalde in de artikelen 26 en 28 tot en met 37 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en ook met het bepaalde in artikel 15 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Europese Handvest). Eiseres legt in beroep ook een artikel over dat in 2011 is gepubliceerd in het Tijdschrift JB Plus. [3]
Volgens eiseres is er geen rechtvaardiging voor deze inbreuk op het Europese recht. Eiseres stelt dat er geen biologische of ecologische reden (meer) is om artikel 70 van de UV in stand te houden. Er is een onevenredige verhouding tussen het doel dat artikel 70 van de UV dient en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse garnalenvisserij. Daar is door de minister niet inhoudelijk op gereageerd. De minister ziet ten onrechte geen ruimte voor een discussie over het bestaan van een rechtvaardiging voor een inbreuk op één of meer Europese verdragsbepalingen, zolang die inbreuk volgens hem niet is aangetoond.
Verder wijst eiseres op de ongelijkheid ten opzichte van buitenlandse visserijbedrijven. Die bedrijven worden niet getroffen door de beperkingen die op grond van artikel 70 van de UV gelden voor de garnalenvisserij. Buitenlandse vissers worden bevoordeeld ten opzichte van eiseres, omdat zij toegang hebben tot de Nederlandse wateren en niet hoeven te wachten tot er een vergunning vrijkomt. Eiseres stelt dat een gelijk speelveld voor garnalenvissers van wezenlijk belang is.
De stelling van de minister in het bestreden besluit dat ook buitenlandse vissers daarnaast een Wnb-vergunning nodig hebben, betekent volgens eiseres geen rechtvaardiging voor artikel 70 van de UV. In de praktijk kunnen namelijk meerdere vissers een Wnb-vergunning aanvragen en bovendien kunnen en mogen gedeputeerde staten van de provincies artikel 70 van de UV niet betrekken bij de beoordeling van Wnb-aanvragen.
Exceptieve toetsing
8.2.
Bij het beoordelen van deze beroepsgronden is sprake van een zogenoemde exceptieve toetsing. Deze toetsing houdt in dat algemeen verbindende voorschriften die geen wet in formele zin zijn, door de rechter kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving.
De rechter komt ook de bevoegdheid toe te beoordelen of dat algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het besluit waarover de zaak gaat. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer, waarbij de toetsing wordt verricht op de wijze zoals de ABRvS die heeft uiteengezet in haar uitspraak van 12 februari 2020 [4] . Zoals in die uitspraak is overwogen, kan de enkele strijd met formele beginselen als het beginsel van zorgvuldige besluitvorming en het motiveringsbeginsel niet leiden tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Als de bestuursrechter als gevolg van een onzorgvuldige voorbereiding of gebrekkige motivering van het voorschrift niet kan beoordelen of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of het evenredigheidsbeginsel, dan kan hij het voorschrift wel buiten toepassing laten en een daarop gebaseerd besluit vernietigen. [5]
8.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om artikel 70, derde lid, onder a, van de UV onverbindend te verklaren of buiten toepassing te laten. Dit artikel is naar het oordeel van de rechtbank niet evident in strijd met Europees recht, meer in het bijzonder het bepaalde in de artikelen 26 en 28 tot en met 37 van het VWEU en het bepaalde in artikel 15 van het Europese Handvest.
De door de gemachtigde van eiseres genoemde artikelen uit het VWEU zien op de interne markt in de Unie, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd en op de douane-unie. In artikel 15 van het Europese Handvest is het recht neergelegd om te werken en een vrijelijk gekozen beroep uit te oefenen.
De regel die is gesteld in artikel 70, derde lid, onder a, van de UV vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 4, eerste lid, van de Visserijwet 1963 (de Visserijwet). Op grond van dat artikel kunnen in het belang van de zeevisserij (ook in de visserijzone) regels worden gesteld die strekken tot instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden in die wateren onderscheidenlijk tot een beperking van de vangstcapaciteit. Bij het stellen van die regels mag blijkens dat artikel ook rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
De gemachtigde van de minister heeft toegelicht dat de Visserijwet er is om te ordenen. Het beheer van soorten heeft verschillende verschijningsvormen, en artikel 70, derde lid, onder a, van de UV is de door de minister gekozen beheermaatregel voor garnalen in de visserijzone. De garnaal is geen vis maar een schaaldier, die met bijlage I bij de UV onder de werking van de Visserijwet is gebracht. De ring van garnalenvergunningen is ingesteld in 2008. Er zijn 215 vergunningen voor onbepaalde tijd verleend. Die beperking is volgens de minister noodzakelijk geworden door allerlei factoren van ecologische aard; omdat de visserij de bodem kan beschadigen en omdat de stand kan worden bedreigd door teveel garnalenvissers. Verder heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat het beheer van de garnalenvisserij regelmatig wordt onderzocht en geëvalueerd, zoals bijvoorbeeld met het rapport van mei 2021 ‘Beschrijving garnalenvisserij’ van Wageningen University & Research, rapport C049/21.
De rechtbank is met de minister van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd hoe deze beheermaatregel een schending oplevert van de artikelen 26 en 28 tot en met 37 van het VWEU en artikel 15 van het Europese Handvest. Artikel 70, derde lid, onder a, van de UV heeft geen invloed op de Europese handel in garnalen en bevat ook geen direct verbod om garnalenvisser te zijn. Dat er ook andere beheermaatregelen denkbaar zijn, maakt niet dat de door de minister gekozen maatregel evident onrechtmatig is.
Ten aanzien van de gestelde ongelijkheid ten opzichte van buitenlandse visserijbedrijven overweegt de rechtbank als volgt. De minister stelt in het bestreden besluit dat lidstaten op grond van artikel 19, eerste lid, van Verordening 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid [6] gerechtigd zijn om maatregelen te nemen voor vissersvaartuigen die hun vlag voeren. Deze maatregelen moeten ten minste even stringent zijn als de maatregelen op grond van het Unierecht.
Unievissersvaartuigen hebben binnen de Europese Unie toegang tot uniewateren. Duitse en Belgische vissersvaartuigen mogen in de Nederlandse wateren van 3 tot 12 mijl op garnalen vissen. België heeft verder op basis van het Benelux-verdrag [7] toegang tot de wateren binnen de 3 mijl. In het Benelux-verdrag is ook bepaald dat voor Belgische vissers, in de gebieden waar ze mogen vissen, dezelfde regels/voorwaarden gelden als voor Nederlandse vissers.
Vaartuigen die onder een buitenlandse vlag varen, vallen voor het vissen op garnalen in de Nederlandse Natura 2000-gebieden onder dezelfde vergunningplicht op grond van de Wnb als vaartuigen met een Nederlandse nationaliteit. Als aan buitenlandse vissers geen Wnb-vergunning is verleend, is vissen in Nederlandse Natura 2000-gebieden niet toegestaan. In de Nederlandse Natura 2000-gebieden die buiten de 3 mijlszone vallen, moeten buitenlandse garnalenvissers aan dezelfde regels en verplichtingen voldoen als Nederlandse garnalenvissers.
Gelet op deze uitleg van de minister concludeert de rechtbank dat de positie van Belgische en Duitse vissers het gevolg is van keuzes die andere lidstaten maken en van het feit dat de minister alleen zeggenschap heeft over vissersvaartuigen die onder Nederlandse vlag varen.
De minister heeft dus geen directe invloed op het beleid van andere lidstaten en dat maakt ook niet dat de minister daarom de maatregel van artikel 70, derde lid, onder a, van de UV niet mag toepassen.
Conclusie
9. De rechtbank concludeert dat er - exceptief toetsend - geen aanleiding is om artikel 70, derde lid, onder a, van de UV onverbindend te verklaren of buiten toepassing te laten. De minister heeft zijn besluitvorming dan ook mogen baseren op dit artikel. Dit betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, voorzitter, en mr. T. Peters en mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 4 juli 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2:
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12, eerste lid, eerste volzin:
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Artikel 8:3, eerste lid, onder a:
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
a. inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
Visserijwet 1963
Artikel 1, tweede lid, onder b en vierde lid onder a en b:
2. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder "vis":
b. schaal- en schelpdieren van de door Onze Minister aangewezen soorten, delen van deze dieren, alsmede zeesterren en zee- of koraalmos;
4. Voor het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
a. "visserijzone": zone bestaand uit de territoriale zee van Nederland, vastgesteld bij artikel 1 van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, en de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, voorzover deze betrekking heeft op het Europese deel van Nederland;
b. "zeevisserij": het vissen in zee, met inbegrip van het vissen in de visserijzone en in daaraangrenzende, bij algemene maatregel van bestuur als zeegebied aangewezen wateren.
Artikel 4, eerste lid:
1. In het belang van de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder b, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen worden gesteld, die kunnen strekken tot instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden in die wateren onderscheidenlijk tot een beperking van de vangstcapaciteit. Bij het stellen van zodanige regelen kan mede rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
Uitvoeringsregeling visserij (UV)
Artikel 21:
Het is verboden te vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren met uitzondering van de Westerschelde.
Artikel 36, eerste lid:
1. De in de artikelen 12, 17, onderdelen b, c en d, 19 en 21 gestelde verboden, gelden niet voor degene, die is voorzien van een vergunning van de Minister.
Artikel 70, eerste en derde lid, onder a:
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 36, bestemd voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, bevat met ingang van 1 januari 2002 de volgende gegevens:
a. de naam van de vergunninghouder, en
b. de lettertekens, het nummer, het motorvermogen en de tonnage van het visservaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend.
3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van een vissersvaartuig slechts verleend indien:
a. het vissersvaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend en de vergunninghouder afstand heeft gedaan van zijn gehele vergunning ten gunste van de aanvrager van de vergunning en het totaal verleende aantal vergunningen als bedoeld in het eerste lid niet toeneemt.
Bijlage 1. Vissen, schaal- en schelpdieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet, behorend bij artikel 2
Schaaldieren
125. Noordzeegarnaal, Crangon crangon (Linnaeus, 1758)
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Titel I: De interne markt
Artikel 26
1. De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen terzake van de Verdragen.
2. De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen.
3. Op voorstel van de Commissie stelt de Raad de noodzakelijke beleidslijnen en voorwaarden vast om een evenwichtige vooruitgang in het geheel der betrokken sectoren te garanderen.
Titel II: Het vrije verkeer van goederen
Artikel 28
1. De Unie omvat een douane-unie welke zich uitstrekt over het gehele goederenverkeer en welke zowel het verbod medebrengt van in- en uitvoerrechten en van alle heffingen van gelijke werking in het verkeer tussen de lidstaten onderling als de invoering van een gemeenschappelijk douanetarief voor hun betrekkingen met derde landen.
2. De bepalingen van artikel 30 en van hoofdstuk 3 van deze titel zijn van toepassing op de producten welke van oorsprong zijn uit de lidstaten alsook op de producten uit derde landen welke zich in de lidstaten in het vrije verkeer bevinden.
Artikel 29
Als zich bevindend in het vrije verkeer in een lidstaat worden beschouwd: de producten uit derde landen waarvoor in genoemde staat de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten en heffingen is verleend.
Hoofdstuk 1. De Douane-unie
Artikel 30
In- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. Zulks geldt eveneens voor douanerechten van fiscale aard.
Artikel 31
De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden door de Raad vastgesteld op voorstel van de Commissie.
Artikel 32
Bij de uitvoering van de taken die haar krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk toevertrouwd zijn, laat de Commissie zich leiden door:
a. de noodzaak het handelsverkeer tussen de lidstaten en derde landen te bevorderen;
de ontwikkeling van de mededingingsvoorwaarden binnen de Unie in de mate waarin deze ontwikkeling het vermogen tot mededinging van de ondernemingen zal doen toenemen;
de behoeften van de Unie aan grondstoffen en halffabrikaten, waarbij zij ervoor waakt dat de mededingingsvoorwaarden met betrekking tot eindproducten tussen de lidstaten niet worden vervalst;
de noodzaak om ernstige verstoringen van het economisch leven der lidstaten te vermijden en een rationele ontwikkeling van de productie alsook een verruiming van het verbruik in de Unie te waarborgen.
Hoofdstuk 2. De douanesamenwerking
Artikel 33
Binnen het toepassingsgebied van de Verdragen nemen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen ter versterking van de douanesamenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie.
Hoofdstuk 3. Verbod op kwantitatieve beperkingen tussen de lidstaten
Artikel 34
Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.
Artikel 35
Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.
Artikel 36
De bepalingen van de artikelen 34 en 35 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.
Artikel 37
1. De lidstaten passen hun nationale monopolies van commerciële aard aan in dier voege dat elke discriminatie tussen de onderdanen van de lidstaten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft is uitgesloten.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elk lichaam waardoor een lidstaat de invoer of de uitvoer tussen de lidstaten in rechte of in feite rechtstreeks of zijdelings beheerst, leidt of aanmerkelijk beïnvloedt. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de door een staat gedelegeerde monopolies.
2. De lidstaten onthouden zich ervan enige nieuwe maatregel te treffen welke tegen de in lid 1 vermelde beginselen indruist of de draagwijdte van de artikelen inzake het verbod op douanerechten en kwantitatieve beperkingen tussen de lidstaten beperkt.
3. Wanneer er een monopolie van commerciële aard bestaat, dat een regeling ter vergemakkelijking van de afzet of van de valorisatie van landbouwproducten omvat, dienen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel gelijkwaardige waarborgen te worden gegeven voor de werkgelegenheid en de levensstandaard van de betrokken producenten.
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
Artikel 15. Vrijheid van beroep en het recht te werken
1. Eenieder heeft het recht te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen.
2. Iedere burger van de Unie is vrij, in iedere lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen en diensten te verrichten.
3. Onderdanen van derde landen die het toegestaan is op het grondgebied van de lidstaten te werken, hebben recht op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke de burgers van de Unie genieten.
Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
TITEL IV
Nationale maatregelen
Artikel 19. Maatregelen van de lidstaten die van toepassing zijn op vissersvaartuigen die hun vlag voeren of op personen die op hun grondgebied zijn gevestigd
1. Lidstaten kunnen maatregelen voor de instandhouding van in de Uniewateren aanwezige visbestanden vaststellen, op voorwaarde dat die maatregelen aan de volgende vereisten voldoen:
a. a) zij zijn uitsluitend van toepassing op vissersvaartuigen die de vlag van de betrokken lidstaat voeren, of, in het geval van visserijactiviteiten die niet door een vissersvaartuig worden verricht, op personen die zijn gevestigd op dat deel van zijn grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is;
b) zij zijn verenigbaar met de in artikel 2 bedoelde doelstellingen;
c) zij zijn ten minste even stringent als de maatregelen op grond van het Unierecht.
2. Een lidstaat brengt, voor controledoeleinden, de overige betrokken lidstaten op de hoogte van krachtens lid 1 vastgestelde bepalingen.
3. De lidstaten maken relevante informatie over de maatregelen die overeenkomstig dit artikel zijn vastgesteld, openbaar.

Voetnoten

1.Artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.ABRvS 12 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP0546 en 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:629 en.
3.‘De betekenis van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie voor het bestuursrecht’, Prof. mr. T. Barkhuysen & mr. A.W. Bos, JB Plus 2011, nr. 3.
5.ABRvS 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:412.
6.Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid.
7.Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, ondertekend op 17 juni 2008.