ECLI:NL:RBZWB:2023:4540
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van drugs
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.C. Schouten, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Etten-Leur, dat op 4 oktober 2022 is genomen. Dit besluit hield in dat de woning van eiser aan de [adres] 46 te [plaatsnaam 1] voor de duur van drie maanden gesloten moest worden, naar aanleiding van het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid drugs tijdens een politie-inval op 3 juli 2022. De burgemeester heeft de sluiting van de woning gerechtvaardigd op basis van artikel 13b van de Opiumwet, dat hem de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen bij overtredingen van de Opiumwet.
Tijdens de zitting op 1 juni 2023 heeft eiser betoogd dat de sluiting onevenredig is en dat de bestuurlijke rapportage aan de derde partij onrechtmatig was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te bevelen, gezien de ernst van de overtredingen en de aangetroffen drugs. De rechtbank heeft ook overwogen dat de burgemeester de belangen van eiser in zijn beoordeling heeft meegewogen, maar dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden in overeenstemming was met het beleid van de burgemeester en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Eiser heeft na de sluiting van iets meer dan twee maanden zijn woning weer kunnen betrekken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.