ECLI:NL:RBZWB:2022:5159

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4011 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning voor 3 maanden op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden. De burgemeester van Etten-Leur had op 15 augustus 2022 besloten de woning van verzoeker te sluiten, nadat de politie op 3 juli 2022 een buurtonderzoek had uitgevoerd en aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning had aangetroffen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 augustus 2022 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de burgemeester.

De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen drugs en de aanwijzingen voor drugshandel. Verzoeker stelt dat de bestuurlijke rapportage niet op waarheid berust en dat de sluiting niet evenredig is, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder psychische klachten en verslaving. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de sluiting van de woning een geschikt middel is om de overlast te voorkomen en dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, maar verlengt de begunstigingstermijn voor de sluiting van de woning tot 4 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4011 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 september 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. P.C. Schouten),
en

de burgemeester van de gemeente Etten-Leur.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam woningbouwvereniging] uit [vestigingsplaats woningbouwvereniging].

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het sluiten van zijn woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor de duur van drie maanden.
Bij besluit van 15 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden te sluiten met ingang van 25 augustus 2022.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de werking van het bestreden besluit bij ordemaatregel geschorst tot één week na de zitting waarop het verzoek zal worden behandeld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. P.G. Grijpstra als waarnemer voor gemachtigde van verzoeker en mr. C.M. Kong, [namen vertegenwoordigers] namens de burgemeester.

Feiten

1.1
Verzoeker huurt de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] van Woningcorporatie [naam woningbouwvereniging] (derde-partij, hierna: [naam woningbouwvereniging]).
1.2
In de bestuurlijke rapportage is vermeld dat de politie op 3 juli 2022 een buurtonderzoek heeft gehouden, waarbij is vermeld dat meerdere omwonenden een constante aanloop bij de woning van verzoeker hebben gezien. Dit zouden korte bezoeken zijn van steeds twee tot maximaal vijf minuten. Ook heeft de politie op 3 juli 2022 de woning doorzocht waarbij zij 37,2 gram MDMA, 960 ml GHB en 977,5 gram amfetamine heeft aangetroffen.
In de hal werd een busje pepperspray en zwart veerdruk pistool aangetroffen. In de woonkamer werden vervolgens drie potjes met in totaal 72 xtc-pillen, twee kentekenplaten, een zwarte en witte iPhone, een taser in de vorm van een zaklamp en een potje met hennepgruis aangetroffen. In de keuken vond de politie een sealapparaat, een taser in de vorm van een zaklamp, een zak met ongeveer 85 gram hennep en een wit potje met speed. Verder werd in de schuur aangetroffen een sealapparaat, een fles met ongeveer 1050 gram GHB, een fles met ongeveer 230 gram GHB, een zakje met 115 gram amfetamine pasta, een zakje met resten van vermoedelijk amfetamine en een potje met resten van vermoedelijk amfetamine. Daarnaast heeft de politie in de kliko in de tuin een kartonnen doos met daarin 825 gram amfetamine aangetroffen. Tot slot werd op diverse locaties in de woning in totaal € 585 euro in biljetten van verschillende coupures, met name € 5 biljetten.
1.3
Op 14 juli 2022 heeft de burgemeester aan [naam woningbouwvereniging] en verzoeker zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Op 21 juli 2022 heeft verzoeker zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
1.4
De burgemeester heeft [naam woningbouwvereniging] en verzoeker bij het bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet gelast de woning te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden met ingang van 25 augustus 2022 (09.00 uur).
Verzoeker heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Standpunt van verzoeker

2. Verzoeker stelt zich primair op het standpunt dat de burgemeester niet tot sluiting kon overgaan, omdat de bestuurlijke rapportage niet op de waarheid berust. Verschillende buurtgenoten ervaren geen overlast en hebben een petitie getekend om de woning niet te sluiten. Daarnaast is de bestuurlijke rapportage onrechtmatig verstrekt aan [naam woningbouwvereniging], aldus verzoeker en dat maakt dat de burgemeester niet meer van haar sluitingsbevoegdheid gebruik zou mogen maken.
Verzoeker voert subsidiair aan dat de woningsluiting niet evenredig is. Het is namelijk niet noodzakelijk om de woning te sluiten, aangezien er geen constante aanloop is naar de woning. Ook heeft de burgemeester geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker. Verzoeker heeft daarnaast geen netwerk die hem een verblijfplaats kan aanbieden. Als gevolg van de sluiting kan hij dakloos raken. Verzoeker heeft psychische klachten waarvoor hij behandeld moet worden en hij staat al langer dan 30 weken op de wachtlijst voor klinische opname. Bovendien is hij verslaafd aan GHB. Sinds zijn voorwaardelijke vrijlating is hij gestopt met inname van GHB. Verzoeker overlegt een verklaring van een toezichthouder van de reclassering waaruit blijkt dat de kans op recidive het kleinst is als hij een stevige basis heeft in de vorm van zijn huisvesting.
Daarnaast wijst verzoeker er op dat hij onder bewind is gesteld en een Ziektewet-uitkering ontvangt. Tot slot vreest verzoeker voor het leven van de vissen in zijn vijver wanneer hij die niet meer kan verzorgen als hij de woning moet verlaten.

Voorlopige voorziening

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Overwegingen

De bevoegdheid van de burgemeester
4. De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning 37,2 gram MDMA, 960 ml GHB en 977,5 gram amfetamine is aangetroffen. MDMA, GHB en amfetamine zijn middelen als bedoeld in lijst I. De voorzieningenrechter ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de bevindingen van de politie als vermeld in de bestuurlijke rapportage. Deze rapportage is op ambtseed opgemaakt. De burgemeester mocht er gelet op de hoeveelheden vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd was voor drugshandel, zodat de burgemeester ook bevoegd was om de woning te sluiten. Verzoeker heeft ook verklaard dat hij de amfetamine voorhanden had om te verkopen om met de opbrengsten te voorzien in zijn GHB verslaving.
Verstrekken gegevens aan [naam woningbouwvereniging]
5. De burgemeester heeft de besluiten mede gericht aan [naam woningbouwvereniging], als eigenaar van de woning. [naam woningbouwvereniging] wordt daardoor mede als overtreder aangemerkt. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam woningbouwvereniging] niet om die reden recht heeft op verstrekking van de bestuurlijke rapportage, omdat niet alle gegevens daarin voor haar relevant zijn.
Ter zitting is niet komen vast te staan dat de bestuurlijke rapportage door of vanwege de burgemeester aan [naam woningbouwvereniging] is verstrekt maar ook als dat wel zo is, ziet de voorzieningenrechter daarin geen grond om te oordelen dat de burgemeester niet meer van haar bevoegdheid om de woning te sluiten gebruik zou kunnen maken. Daartoe is doorslaggevend dat, nu [naam woningbouwvereniging] niet ten onrechte ook door de burgemeester is aangeschreven omdat zij ervoor kan zorgen dat aan de last wordt voldaan, [naam woningbouwvereniging] in beginsel ook recht heeft op verstrekking van de stukken die aan het voornemen van de burgemeester om een last op te leggen ten grondslag liggen.
Toepassing van de bevoegdheid
6.1
De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet niet gedoogde lokalen gemeente Etten-Leur’ vastgesteld. Het bestreden besluit is conform dat beleid: een sluiting voor de duur van drie maanden. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomst de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning – die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele rechten (EVRM) neergelegd recht kan vormen – dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is.
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester terecht tot sluiting van de woning heeft besloten en neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel en het meer specifieke toetsingskader in acht.
Geschiktheid
6.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sluiting van de woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft. Het doel is het voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich meebrengt. Dit zorgt ervoor dat de rust in de openbare omgeving doet wederkeren. De voorzieningenrechter overweegt dat het gevoel van onveiligheid subjectief is, maar dat dat niet maakt dat de burgemeester moet afzien van optreden.
Noodzaak van de sluiting
6.3
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Onder bepaalde omstandigheden is noodzaak om tot sluiting over te gaan groter, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. [1]
De voorzieningenrechter overweegt dat er concrete aanwijzingen zijn voor handel, namelijk de verklaring die verzoeker bij de politie heeft afgelegd en het buurtonderzoek. De voorzieningenrechter ziet in de aangevoerde gronden geen reden voor de burgemeester om te twijfelen aan hetgeen in de bestuurlijke rapportage is vermeld over het buurtonderzoek. Naast de aangetroffen hoeveelheid drugs van verschillende soorten, de weegschalen en andere attributen die gerelateerd kunnen worden aan de productie en/of herverpakking van drugs en de aangetroffen wapens, betekenis hechten aan het feit dat enkele omwonenden aan de politie hebben gemeld dat er een constante aanloop zou zijn bij de woning en dat dit bezoeken van steeds 2 tot 5 minuten betreffen.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de burgemeester niet met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan om de onder 6.2 genoemde doelen te bereiken.
Evenwichtigheid van de maatregel
6.4
Gelet op de bestuurlijke rapportage, waarin verzoeker heeft verklaard dat hij speed samen met iemand kocht om het weer door te verkopen en om bij te verdienen, en de verklaring van verzoeker ter zitting dat zijn leefgeld onvoldoende is om zijn verslaving te onderhouden, is de voorzieningenrechter niet van oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Daartoe is de enkele stelling dat verslaafden nu eenmaal onverstandige keuzes maken, niet voldoende. Uit hetgeen is aangevoerd en wat verzoeker daarvoor ter onderbouwing heeft aangeleverd, valt niet af te leiden dat verzoeker zijn keuze om drugs in huis te nemen en die te verkopen niet of in verminderde mate kan worden verweten.
6.5
Bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moeten ook de gevolgen daarvan worden betrokken. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting.
De burgemeester is ervan op de hoogte dat verzoeker psychische problemen heeft en verslaafd is aan GHB. De voorzieningenrechter ziet, anders dan de gemachtigden van de burgemeester ter zitting, geen aanleiding om te twijfelen aan de gestelde psychische klachten, de in het dossier opgenomen diagnose en aan de noodzaak van een behandeling. Verzoeker staat al 30 weken op de wachtlijst voor specialistische behandeling. Zijn behandeling is kort geleden nog uitgesteld.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker ondanks zijn persoonlijke problemen in staat moet zijn om voor de periode van de sluiting een passende woonruimte te vinden. Verzoeker moet hiertoe zelf actie ondernemen. Verzoeker heeft de gevolgen van zijn handelen nu eenmaal te dragen. De verklaring van de reclasseringsambtenaar maakt dit niet anders.
Aan de inspanningsverplichting heeft de burgemeester voldaan. De burgemeester heeft namelijk contact opgenomen met andere woningcorporaties met de vraag of er aanbod is. Het aanbod is, zoals ter zitting is toegelicht, echter wel beperkt. De burgemeester heeft daarnaast uitgelegd hoe verzoeker zich kan inschrijven voor een tijdelijke vervangende woonruimte, zoals bij Centraal Onthaal en zuidwest-wonen. Bovendien heeft de burgemeester aan verzoeker de mogelijkheid geboden om zich met een postadres in te schrijven op het adres van het gemeentehuis, zodat hij zijn uitkering niet kwijtraakt. Ook heeft de burgemeester aan verzoeker toegezegd dat hij gedurende de sluiting desgewenst een half uur per dag de tuin mag betreden om zijn vissen te verzorgen.
De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de voor verzoeker nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven.
8. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd. De in het bestreden besluit genoemde begunstigingstermijn liep tot 25 augustus 2022. In het verweerschrift wordt gesteld dat dit een kennelijke verschrijving zou zijn en de begunstigingstermijn zou aflopen op 23 augustus 2022.
De voorzieningenrechter heeft met een ordemaatregel het bestreden besluit geschorst tot de uitspraak. Gelet op de omstandigheden van dit specifieke geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding de begunstigingstermijn te verlengen voor vier weken, tot 4 oktober 2022, 09:00 uur (in de ochtend).
9. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat de begunstigingstermijn van het bestreden besluit wordt verlengd tot 4 oktober 2022, 09:00 uur.
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.C. van Spreuwel, griffier, op 6 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.