In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van 2 september 2022, waarin werd vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen nog niet had beslist op het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 29 maart 2021 inzake de definitieve compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist, wat aanleiding geeft tot het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van 19 oktober 2022 een besluit heeft genomen. Hierdoor is de rechtbank bevoegd om zonder zitting uitspraak te doen, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt verweerder een termijn op van twee weken om alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 250,- per dag moet worden betaald, met een maximum van € 37.500,-. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder de onder 4.1. genoemde termijn moet respecteren en de dwangsom moet betalen.