2.5.In 2021 heeft op verzoek van [eiser in conventie01] een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Op 15 oktober 2021 respectievelijk 3 december 2021 zijn [naam01] en mevrouw [naam02] , bestuurder van [bedrijf02] (hierna: [naam02] ) als getuigen gehoord.
[naam01] heeft als volgt verklaard:
"Ik ben zelfstandig ondernemer en ik organiseer trouwbeurzen. In die hoedanigheid had ik contact met mevrouw [gedaagde in conventie01] . Op enig moment was ik in haar bruidszaak in [plaats05] . Eerder, in april mei 2019, belde mevrouw [gedaagde in conventie01] mij op en zij vertelde mij dat ze was verwikkeld in een rechtszaak en dat ze moest gaan stoppen met deelname aan de trouwbeurzen die ik organiseerde. lk heb haar toen aangeboden om, wanneer zij in de problemen zou komen, haar te helpen met verhuizen. Zij was nogal emotioneel. De rechtszaak ging over de huisbaas van het pand, althans dat heb ik zo van haar begrepen. Enige tijd daarna, begin van de zomer 2019, belde zij weer met mij op en vertelde mij dat zij moest verhuizen. Het zou dan om zowel een zakelijke als een privé verhuizing gaan. Het ging allemaal snel. De verhuizing zou een kwestie van een paar dagen later zijn. Daarom heb ik een vrachtwagen gehuurd met een lengte van 6 meter. Die wagen heb ik bij mij in de omgeving van Noordwijk gehuurd. Daarmee ben ik naar [plaats05] gereden, ten zuiden van Breda. Ik wist dat het de bedoeling was dat wij de hele inventaris van de bruidszaak moesten gaan verhuizen. Dat wil zeggen de voorraad, meubilair, kassa's, kasten etc. Ik zelf had toen twee stagiaires meegenomen, maar toen wij in [plaats05] aankwamen zag ik dat mevrouw [gedaagde in conventie01] een heel legertje van helpers klaar had staan, ik denk wel zo’n vijftien mensen. Mevrouw [gedaagde in conventie01] woonde ook aan dat adres. Ook haar privé spullen zijn gedeeltelijk verhuisd. Er stond ook een zogenaamde wisselbak klaar, een soort container, waar haar privé spullen in werden opgeslagen. Die werden dus ook verhuisd. lk was er toen om acht uur 's-morgens iedereen was al full swing bezig. Het was, meen ik in juli 2019, het was een zonnige dag. Ik had zelf rolrekken meegenomen om daar japonnen aan op te hangen. Alle kleding die wij moesten vervoeren waren al verpakt in hoezen. Alle rolrekken met daaraan de kleding konden zo naar buiten worden gerold door de tuin naar de vrachtwagen zodat het met een laadklep in de laadruimte kon rijden. Ik zag dat er aan diverse kledingstukken labels van fabrikanten hingen. Ik heb mevrouw [gedaagde in conventie01] maar kort gesproken. Ook toen was zij emotioneel. Mevrouw [gedaagde in conventie01] heeft mij toen niets verteld over de achtergrond van deze verhuizing. Alle rolrekken, vijf naast elkaar, zijn met spambanden vastgezet. Als ik een vrachtwagen vol had werden die door mij weggereden naar Steenbergen. Daar was een droge opslag bij een kennis van mevrouw [gedaagde in conventie01] en de heer [gedaagde in conventie02] . De heer [gedaagde in conventie02] was steeds bij het laden en lossen van de spullen aanwezig. Ik heb de heer [gedaagde in conventie02] in [plaats05] maar zijdelings gesproken. Maar ik kende de heer [gedaagde in conventie02] van te voren niet. Ik zag hem, voor het eerst tussen die vijftien nieuwe mensen helpen. En hij bedankte mij tussen de bedrijven door voor het transport van de japonnen. In Steenbergen trof ik op de betreffende locatie de eigenaar van dat betreffende pand aan. Het was ene [naam03] . Hij vertelde mij waar ik de spullen moest uitladen en moest neerzetten. Op deze manier ben ik een aantal keer op en neer gereden tussen [plaats05] en Steenbergen. Wat ik van deze heer [naam03] weet is dat hij een kennis is, een lid van de geloofsgemeenschap waar mevrouw [gedaagde in conventie01] ook deel van uitmaakt. Ik heb die [naam03] maar één keer gezien en wel toen ik de eerste keer mijn wagen leegde. Het was een lange dag. Ik denk dat ik pas rond half elf of 22:00 á 23:00 uur thuis was. Ik heb mevrouw [gedaagde in conventie01] niet meer gesproken. Na de laatste rit naar Steenbergen ben ik direct doorgereden naar Noorwijk. Het was laat en ik was moe.
Een paar weken later belde mevrouw [gedaagde in conventie01] mij weer op en vertelde mij dat zij een nieuw pand had gekocht/gehuurd. Dat stond in [plaats02] . Ze vroeg of ik weer mee kon helpen met verhuizen van Steenbergen naar [plaats02] . Ik heb weer een vrachtwagen gehuurd en twee stagiaires meegenomen. Ik kan u niet zeggen op welke datum of in welke maand ik deze tweede verhuizing heb gedaan. Het was een zonnige dag en in mijn beleving in de zomer. Ik ben weer naar Steenbergen gereden voor het transport en trof daar heel kort de eerder genoemde [naam03] aan. Ik ben toen direct aan het laden geslagen. Met mijn twee stagiaires zijn wij naar [plaats02] gereden. Daar stonden weer vijftien man, waaronder weer mevrouw [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] , althans zo werd hij door anderen genoemd. Ik heb met de heer [gedaagde in conventie02] eigenlijk nauwelijks gesproken. In het voorbijgaan wat woorden gewisseld. Mevrouw [gedaagde in conventie01] was weer emotioneel. Ik heb haar nauwelijks gesproken. Zij zat boordevol stress, dat merkte ik wel. Zo heb ik een keer of vijf op en neer gereden totdat wij klaar waren. Dat was weer wat later op de avond. Daags daarna heeft mevrouw [gedaagde in conventie01] ons drieën bedankt voor de moeite. Ik begreep van haar dat het die dag nog niet klaar was en dat ze nog veel arbeid moest verzetten. Paar weken later hebben wij nog gezamenlijk gegeten.
Op vragen van mr. Gelok antwoord ik als volgt:
De heer [gedaagde in conventie02] heeft mij nog benaderd na aanleiding van mijn oproep om hier als getuige te verschijnen. Het was een kort telefoongesprek. Ik heb hem verteld dat ik de waarheid zou verklaren. Dat wilde hij ook, zei hij.
Ik ben geen lid van de geloofsgemeenschap waar mevrouw [gedaagde in conventie01] deel vanuit maakt.
Ik weet helemaal niets over de eigendomsverhoudingen en financiële situatie tussen mevrouw [gedaagde in conventie01] en de heer [gedaagde in conventie02] . Ik ben alleen maar chauffeur geweest om haar te helpen.
De vrachtwagen die ik heb gehuurd kostte € 290,40 per keer, exclusief de brandstof. De stagiaires hebben elk € 50,00 per keer gekregen. De stagiaires zijn door mevrouw [gedaagde in conventie01] betaald. Ik heb aan mevrouw [gedaagde in conventie01] de huurkosten van de wagen door berekend, de benzine, maar niet mijn uren.
Ik heb 1 oktober 2020 op verzoek van de heer [gedaagde in conventie02] een verklaring op papier gezet. Die heb ik zelf met eigen woorden samengesteld.
De desbetreffende brief is gericht aan de erven [erflater01] ter attentie van de heer [gedaagde in conventie02] . Dat heb ik zo gedaan op verzoek van de heer [gedaagde in conventie02] . Hoe het daar precies allemaal zit weet ik niet.
In deze brief heb ik genoteerd dat ik de verhuizing in de periode van 1 tot 15 juli 2019 op verzoek van de heer [gedaagde in conventie02] zou hebben gedaan. Ik wil dat nader duidelijk maken. Zoals ik al eerder verklaard heb heeft mevrouw [gedaagde in conventie01] mij hierover telefonisch benaderd en gevraagd om de japonnen en de inventaris te transporteren. Dus zoals het hier staat, klopt het niet helemaal. Ik herhaal dat ik de heer [gedaagde in conventie02] op de betreffende adressen maar zijdelings heb getroffen."
De verklaring van [naam02] luidt als volgt:
“Het zal ergens in juni 2019 zijn geweest dat mevrouw [gedaagde in conventie01] , die ik overigens al enige tijd kende vanuit de bruidsmodebranche, contact met mij opnam met de vraag of ik jurken en inventaris aan haar te verkopen had. Ik heb ook een groothandel in dit soort artikelen. Ik had jurken en gelegenheidskleding op voorraad en ook had ik inventaris die ik zou willen verkopen. Zij bezocht mij in onze bedrijfswinkel, samen met de heer [gedaagde in conventie02] . Wij zijn samen door onze winkel gelopen en zij gaf aan wat zij zou willen kopen. Het was een aanzienlijke partij wat zij zou willen kopen. Er is geen order of verkoopbon voor gemaakt, zij wees mij aan wat zij zou willen hebben. Tijdens de rondgang hingen wij de kleding die zij zou willen kopen, voor haar apart. Het heeft al met al toch wel enige tijd geduurd. We kletsten wat met elkaar, we dronken koffie en ze koos haar spullen uit. Mijn werkwijze is dat zodra mijn spullen klaar zijn om te leveren, ik dan de nota opmaak. Ik weet niet meer of de prijs voor deze artikelen toen die dag is bepaald of dat die later is bepaald, maar ik weet wel dat mevrouw [gedaagde in conventie01] en de heer [gedaagde in conventie02] enkele dagen na deze rondgang in onze winkel, weer zijn teruggekomen en dat zij toen de koopovereenkomst presenteerde die gedateerd is op 1 juli 2019. Inderdaad staat in die overeenkomst de prijs voor de artikelen, € 71.950,--, zijnde de koopsom. Die dag is bij mij in de winkel deze overeenkomst getekend. Omtrent de wijze van betaling van de koopsom, werd afgesproken dat ik recht zou krijgen op een vordering uit hoofde van het overlijden van mevrouw [erflater01] , op Reaal Verzekeringen. Er is mij niet verteld wie die mevrouw [erflater01] was. Door middel van deze akte van cessie, kreeg ik recht op een bedrag van € 71.950,--. Ik toon u die akte en u deelt mij mede dat u die als bijlage aan het proces-verbaal zult hechten. Ik accepteerde deze wijze van betaling. Mevrouw [gedaagde in conventie01] zou nog laten weten wanneer ik de verkochte artikelen aan haar zou leveren. Ik heb de overeenkomst snel doorgelezen en ik heb getekend wat mij werd voorgelegd. Mevrouw [gedaagde in conventie01] zou mij laten weten wanneer zij de goederen nodig had. Zij heeft mij overigens niets meer laten weten en dus ook niet waar en wanneer ik zou moeten leveren. Ik heb niets van haar vernomen totdat [gedaagde in conventie01] en [gedaagde in conventie02] 15 juli weer bij mij onaangekondigd in de winkel stonden. Het zou kunnen dat ze me nog gebeld heeft, maar dat weet ik niet meer. Mevrouw [gedaagde in conventie01] vertelde mij dat ze de koopovereenkomst zou ontbinden, de deal zou niet doorgaan. Ik heb dit eigenlijk zonder mokken, geaccepteerd. Ik was in ieder geval blij dat de spullen nog bij ons stonden. Ik heb de ontbindingsovereenkomst ondertekend en daar is het bij gebleven. Ik stel u de ontbindingsovereenkomst ter hand. U zult deze als bijlage aan het proces-verbaal hechten. Ook de koopovereenkomst zoals ik die in mijn archief heb, geef ik u. Ook die zal aan het proces-verbaal worden gehecht. Als ik mij goed herinner, stond de winkel van mevrouw [gedaagde in conventie01] in [plaats02] .
Op vragen van mr. Gelok antwoord ik als volgt.
Mijn accountant is [naam04] uit Amsterdam. In de koopovereenkomst staat vermeld dat daaraan een geparafeerde lijst van roerende zaken is gehecht. Die lijst is niet opgemaakt, in ieder geval niet op die dag en in ieder geval nooit door mij. De heer [gedaagde in conventie02] werd aangekondigd als een zaakwaarnemer van mevrouw [gedaagde in conventie01] . Naaimachines zijn niet verkocht. Ik heb er niet bij stil gestaan dat ik de spullen aan de erven [erflater01] verkocht; aan een nalatenschap. Wellicht wat naïef van mij. Ik heb geen verzekeringspolis gezien, alleen de akte van cessie. Ik heb me, zoals ik al eerder verklaard heb, niet verdiept in de koopovereenkomst. Alle artikelen staan bij mij op een voorraadlijst vermeld. De inventaris maakt geen onderdeel uit van onze normale handelswaar. U vraagt mij naar een ronde tafel met goudkleurige poten en glazen blad en goudkleurige stoelen. Die spullen had ik niet. Het klopt dat ik 22 oktober 2020 een email aan mr. [naam] gestuurd heb, u toont mij die email. Ik dacht dat ik door de heer [gedaagde in conventie02] benaderd was om deze email met de daarin genoemde bijlage aan mr. [naam] te sturen. Het betreft de koopovereenkomst. Ik heb zelf geen contact gehad met mr. [naam] , dacht ik. Mij is niet uitgelegd waarom ik dit moest toesturen."