In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in hennep en gekwalificeerde diefstal. De officier van justitie had de ontneming gevorderd, maar de verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege het niet tijdig indienen van de conclusie van eis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie te laat om uitstel heeft gevraagd en dat de termijn voor het indienen van de conclusie van eis was verstreken. De verdediging betoogde dat het niet naleven van de termijnen een ernstige inbreuk op het recht op een eerlijk proces vormde, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank benadrukte dat de ontnemingsvordering tijdig was ingediend en dat de procedure voor schriftelijke conclusiewisseling niet verplicht was. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie ontvankelijk in de ontnemingsvordering en beval een nieuwe schriftelijke voorbereidingsprocedure aan, waarbij de officier van justitie zijn recht op het indienen van een conclusie van eis had verspeeld. De rechtbank stelde termijnen vast voor de verdediging en de officier van justitie om schriftelijke conclusies en reacties in te dienen, en beval aan dat de inhoudelijke behandeling van de vorderingen zo spoedig mogelijk zou plaatsvinden.