Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser in conventie sub 1] ,
2.
[eiser in conventie sub 2],
3.
[eiser in conventie sub 3],
1.[gedaagde in conventie 1] ,
2.
[gedaagde in conventie 2],
1.De procedure
- de pleitnota van [eisers in conventie]
- de pleitnota van [gedaagden in conventie]
2.De feiten in conventie en in reconventie
- Wijlen mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster) is de moeder van [gedaagden in conventie] en de wijlen echtgenote van de vader van [eisers in conventie] , de heer [erflater] . Erflaatster is op [overlijdensdatum 1] overleden.
- Wijlen de heer [erflater] (hierna: erflater) betreft de vader van [eisers in conventie] en echtgenoot van erflaatster. Erflater is overleden op [overlijdensdatum 2] .
- Erflaatster en erflater bewoonden samen een tot de gemeenschap van goederen behorende bedrijfswoning aan [adres] te [plaats 5] (hierna: het onroerend goed).
- Per 1 maart 2016 huurt de heer [naam 1] (hierna: de heer [naam 1] ) een kamer met gebruik van keuken en badkamer in het onroerend goed. Hij betaalt een huurbedrag van € 350,00 per maand (inclusief energie).
- Gedaagde sub 1 in conventie (hierna: de heer [gedaagden in conventie] ) heeft medio augustus 2016 aan erflaatster en erflater voorgesteld om het onroerend goed te kopen, waarbij erflaatster en erflater een recht van gebruik kregen op het woongedeelte van het onroerend goed, waarin zij samen woonden. In het bedrijfsgedeelte van het onroerend goed zou de heer [gedaagden in conventie] een onderdeel van zijn bedrijf vestigen.
- Tussen erflater en [gedaagden in conventie] ontstond een geschil over de vraag of tussen hen overeenstemming was bereikt over de verkoop van het onroerend goed, dat heeft geleid tot een door [gedaagden in conventie] tegen erflater ingestelde gerechtelijke procedure bij de rechtbank Midden-Nederland.
- Bij brief d.d. 10 november 2020 bericht de advocaat van de heer [naam 1] , huurder van het onroerend goed, aan de advocaat van erflater dat de heer [naam 1] niet wil verhuizen, maar er twee scenario’s denkbaar zijn waaronder hij eventueel bereid is zijn huurovereenkomst op te zeggen, te weten:
- Bij vonnis d.d. 24 februari 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland de door [gedaagden in conventie] tegen erflater ingestelde vordering tot het verklaren voor recht dat er tussen [gedaagden in conventie] en erflater wilsovereenstemming is bereikt ter zake de koopovereenkomst en erflater te veroordelen om deze koopovereenkomst te tekenen en al die rechtshandelingen te verrichten die de notaris noodzakelijk acht, afgewezen.
- [gedaagden in conventie] is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 24 februari 2021.
- In het proces-verbaal van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van de comparitie gehouden op 22 oktober 2022 is onder andere het volgende opgenomen:
- Bij e-mailbericht d.d. 23 november 2022 bericht de advocaat van [gedaagden in conventie] aan de voormalig advocaat van [eisers in conventie] :
- Bij arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 6 december 2022 is als volgt overwogen en beslist:
6.Het oordeel van het hof(…)
Is er een geldige koopovereenkomst gesloten tussen [eisers in conventie] en [gedaagden in conventie] ?
7.De beslissing
- Op 13 januari 2023 is de grosse van het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 6 december 2022 betekend.
- Op 26 januari 2023 heeft [notariskantoor] de concept koopovereenkomst, ter ondertekening, verzonden naar de advocaat van [eisers in conventie] . In deze koopovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:
Het verkochte zal op de datum van leveringleeg, onverhuurd en onbezwaardzijn. (…)”
- Op 26 januari 2023 is de koopovereenkomst getekend door [eisers in conventie] .
- Bij e-mailbericht d.d. 7 maart 2023 heeft [eisers in conventie] aan de heer [naam 1] een verhuisvergoeding van € 30.000,00 aangeboden, wanneer hij uiterlijk op 1 april het gehuurde verlaat.
- De heer [naam 1] heeft het aanbod tot betaling van een verhuisvergoeding van
- Bij brief d.d. 28 april 2023 is [eisers in conventie] in gebreke gesteld door [gedaagden in conventie] ten aanzien van de verplichting uit hoofde van de koopovereenkomst om het onroerend goed leeg, onverhuurd en onbezwaard te leveren en zijn zowel de contractuele boete als de dwangsommen aangezegd. Deze brief is op 4 mei 2023 per deurwaardersexploot betekend aan [eisers in conventie]
- Bij brief d.d. 2 mei 2023 heeft [eisers in conventie] gereageerd op de ingebrekestelling van 28 april 2023 en [gedaagden in conventie] bericht dat het niet mogelijk is om het onroerend goed vrij van verhuur op te leveren, gelet op het feit dat de heer [naam 1] een kamer in het onroerend goed huurt sinds 1 maart 2016, de heer [naam 1] de kamer weigert te verlaten en de huurovereenkomst van onbepaalde tijd – nu er geen opzegginsgrond of ontbindingsgrond is – enkel kan worden opgezegd door wederzijds goedvinden. Voorts bericht [eisers in conventie] [gedaagden in conventie] dat hij een bedrag van € 35.000,00 heeft aangeboden aan de heer [naam 1] om het onroerend goed te verlaten, maar dit aanbod is geweigerd. [eisers in conventie] stelt zich op het standpunt dat het onmogelijk is om de koopovereenkomst na te komen en de boete niet kan worden opgeëist. Ten aanzien van de aangekondigde dwangsom stelt [eisers in conventie] dat is voldaan aan het arrest en er dus geen dwangsom verschuldigd is.
- Bij e-mailbericht d.d. 11 mei 2023 heeft [eisers in conventie] de heer [naam 1] aangeboden een bedrag te betalen van € 45.000,00 onder de voorwaarde dat de heer [naam 1] het gehuurde binnen een week verlaat.
- Bij e-mailbericht d.d. 26 mei 2023 heeft de advocaat van de heer [naam 1] aan de advocaat van [eisers in conventie] bericht dat de heer [naam 1] het aanbod van € 45.000,00 afwijst.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling in conventie
veroordeelt [eisers in conventie] om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest te verschijnen ten overstaan van [notariskantoor] of diens plaatsvervanger, notaris ter standplaats [plaats 5] , teneinde aldaar de door de notaris (definitief) opgemaakte koopovereenkomst te tekenen en om binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van een op gebruikelijke voorwaarden door genoemde notaris opgestelde concept-akte van levering alle benodigde medewerking te verlenen aan de levering van zijn onverdeeld aandeel in het hiervoor omschreven onroerend goed;”Doel en strekking van deze beslissing is in r.o. 6.3. weergegeven, namelijk: “
Uit het voorgaande volgt dat het hof ook vindt dat in december 2019 tussen de genoemde partijen en gave koopovereenkomst in verband met het onroerend goed tot stand is gekomen. Op zichzelf is niet in geschil dat in de door de notaris op 25 juni 2020 opgestelde concept koopovereenkomst met nummer V3 de door partijen in december 2019 bereikte overeenstemming correct is weergegeven, zodat de vordering van [gedaagden in conventie] om [eisers in conventie] te voordelen tot het verlenen van medewerking aan ondertekening van die overeenkomst toewijsbaar is, met inachtneming van de wijzigingen waarvoor tussen partijen overeenstemming bestaat, blijkend uit de e-mail van mr. Jacobs van 3 juli 2020 van 13:55 uur, en met aanpassing van de uiterste datum van levering in een datum gelegen drie maanden na de ondertekening van de koopovereenkomst.”. Aan het verlenen van medewerking aan ondertekening en uitvoering van de koopovereenkomst is, zoals vermeld in r.o. 6.6. van het arrest, een dwangsom verbonden.