ECLI:NL:RBZWB:2023:4280

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
BRE 22/1359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete bij gebruik van geschorst kenteken

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 1.634 voor het tijdvak van 27 september 2020 tot en met 3 september 2021, alsook een verzuimboete van hetzelfde bedrag. De rechtbank heeft op 19 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende op 9 juli 2021 met een geschorst kenteken gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. De rechtbank stelt vast dat de camper van belanghebbende niet op die datum aan een APK-keuring was onderworpen, wat betekent dat de vrijstelling van belasting niet van toepassing was. De rechtbank wijst erop dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende was om op de hoogte te zijn van de voorwaarden van de schorsingsregeling.

Wat betreft de verzuimboete, oordeelt de rechtbank dat deze terecht is opgelegd, maar vermindert het bedrag tot € 250. De rechtbank houdt rekening met de intentie van belanghebbende om te handelen in overeenstemming met de wet, de beperkte overtreding, en de financiële omstandigheden van belanghebbende. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de verzuimboete, maar handhaaft de naheffingsaanslag. De inspecteur moet het griffierecht van € 50 aan belanghebbende vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1359

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde ]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 februari 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 27 september 2020 tot en met 3 september 2021 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.634 (de naheffingsaanslag). Gelijktijdig heeft de inspecteur belanghebbende een verzuimboete van € 1.634 opgelegd (de boete).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur].

Feiten

2. Belanghebbende is volgens de kentekenregistratie vanaf 4 maart 2020 houder van een [automerk] met kenteken [kenteken] (hierna: de camper). De geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst van 27 september 2020 tot en met 26 september 2021.
2.1.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de boete opgelegd omdat middels camerabeelden is geconstateerd dat met de camper op 9 juli 2021 gebruik is gemaakt van de openbare weg terwijl het kenteken van de camper geschorst was.
2.2.
Belanghebbende heeft op 9 juli 2021 de camper vanaf de toenmalige stallingsplaats naar zijn huisadres gereden. Op 12 juli 2021 heeft belanghebbende de camper voor reparatie en een Apk-keuring naar een keuringsstation gebracht, op 13 juli 2021 is de camper Apk-gekeurd en op 14 juli 2021 heeft belanghebbende de camper opgehaald.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd en niet te hoog zijn. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en niet te hoog. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar dat deze dient te worden verminderd naar € 250. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
5. Indien met een motorrijtuig van de weg gebruik wordt gemaakt terwijl voor deze auto een schorsing geldt, kan motorrijtuigenbelasting worden nageheven. [1] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [2] Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd. [3] Tijdens een schorsing mag in het kader van een te verrichten Apk-keuring gebruik van de weg worden gemaakt op de dag waarop het motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen [4] .
5.1.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag en de boete niet in verhouding staan tot de overtreding. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de keuring contact opgenomen met het RDW om af te stemmen dat het niet nodig was om de schorsing op te heffen om naar de Apk-keuring gaan. Hij heeft altijd gedacht juist te handelen en heeft naast de financiële gevolgen ook last van schaamte dat dit hem is overkomen. Bij zijn beroepschrift heeft belanghebbende een overzicht gevoegd van de gereden route op 9, 12 en 14 juli 2021 met daarbij een overzicht van de kilometerstanden van de camper.
5.2.
Indien de inspecteur constateert dat met een motorrijtuig waarvan het kenteken is geschorst gebruik wordt gemaakt van de openbare weg, kan hij een naheffingsaanslag opleggen [5] . Dit is anders indien er sprake is van een vrijstelling. Er wordt vrijstelling van belasting verleend voor motorrijtuigen waarmee tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt op de dag waarop dat motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een Apk-keuring wordt onderworpen [6] . Niet in geschil is dat op 9 juli 2021 de camper van belanghebbende niet aan een Apk-keuring is onderworpen; die keuring vond immers plaats op 13 juli 2021.
Omdat de camper niet op 9 juli Apk is gekeurd, kan de vrijstelling die dag niet worden toegepast: de vrijstelling is namelijk nadrukkelijk beperkt tot de dag waarop de Apk-keuring plaatsvindt. Omdat de vrijstelling op 9 juli niet van toepassing was, heeft de inspecteur de naheffingsaanslag dus terecht opgelegd. Het is in dit kader niet relevant dat belanghebbende dit niet wist: het op de hoogte zijn van de voorwaarden van de schorsingsregeling is de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende. Ook kan belanghebbende uit contact met de RDW niet het vertrouwen hebben ontleend dat hij op een andere dag dan die van de keuring kon rijden, want dat is, zoals belanghebbende zelf heeft bevestigd, niet ter sprake gekomen. De naheffingsaanslag is berekend over de periode van 27 september 2020 tot en met 3 september 2021. De naheffingsaanslag is berekend over de juiste periode. De naheffingsaanslag is daarom niet te hoog.
Is de verzuimboete terecht en voor een juist bedrag opgelegd?
6. Indien een belastingplichtige de verschuldigde belasting in geval van gebruik van de weg met een geschorst motorrijtuig niet heeft betaald, kan op grond van artikel 37 van de Wet MRB, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), een verzuimboete worden opgelegd van in beginsel ten hoogste 100% van de betaalde belasting. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) of als sprake is van een pleitbaar standpunt dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van avas is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen. [7]
6.1.
De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. [8] Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor de camper geldende schorsing. Een boete dient achterwege te blijven bij afwezigheid van alle schuld. Belanghebbende heeft met alles wat hij heeft aangevoerd, niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is. In het bijzonder met betrekking tot de aangevoerde omstandigheden dat belanghebbende voorafgaand aan de Apk-keuring contact heeft opgenomen met de RDW, verdient opmerking dat deze omstandigheden niet meebrengen dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Uit het contact met de RDW is niet naar voren gekomen dat alleen op de dag van de Apk-keuring gebruik mag worden gemaakt van de weg. Belanghebbende had voorafgaand aan de Apk-keuring informatie kunnen inwinnen bij de Belastingdienst over de geldende wet- en regelgeving ter zake van het gebruik van de camper tijdens schorsing. Verder had belanghebbende, toen bleek dat de camper niet rechtstreeks naar de keuring kon worden gebracht, opnieuw contact kunnen opnemen met - in ieder geval - de RDW om na te gaan of hij nog steeds aan alle vereisten voldeed of de schorsing voor een korte periode moest opheffen.
6.2.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de opgelegde verzuimboete passend en geboden is. De rechtbank vindt hier, alle omstandigheden afwegende, een boete van € 250 passend en geboden. Hoewel de mate van verwijtbaarheid in beginsel geen rol speelt bij de hoogte van de verzuimboete, neemt de rechtbank hierbij mee dat zij door hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd ervan overtuigd is geraakt dat belanghebbende de intentie had om te handelen in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving ter zake van het gebruik van de camper tijdens schorsing, daarvoor ook verschillende maatregelen heeft genomen en de overtreding beperkt is gebleven tot het kortstondige gebruik van de weg op 9, 12 en 14 juli 2021. Daarnaast betreft het een eerste verzuim en heeft de rechtbank de financiële omstandigheden van belanghebbende in haar overweging meegenomen. De boete wordt daarom verminderd tot € 250.
6.3.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond. De naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting blijft in stand. De verzuimboete wordt verminderd tot € 250. Omdat het beroep gegrond is dient de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de verzuimboete;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vermindert de verzuimboete tot een bedrag van € 250;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 19 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist [9] .

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
2.Artikel 35, tweede lid, van de Wet MRB.
3.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet MRB.
4.Artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet MRB, in samenhang met artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit MRB.
5.Artikel 35, eerste lid, Wet MRB.
6.Artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m Wet MRB en artikel 22 Uitvoeringsbesluit MRB.
7.Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:844.
8.Artikel 37 van de Wet MRB in combinatie met artikel 67c van de AWR.
9.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.